20484 |
waterige kost |
slobber:
sjloeber (L332p Maasniel)
|
slobber; Hoe noemt U: Waterachtig voedsel (zwans, zwadder, zwadderatie, slidder, slierp, slobber, slobbering) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19510 |
waterketel, moor |
moor:
moor (L332p Maasniel),
letterlijk overgenomen
moo:r (L332p Maasniel)
|
waterketel van koper of ijzeren met hengsel en tuit (moor, meur) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
21212 |
waterleiding |
waterleiding:
waterleiing (L332p Maasniel)
|
het stelsel van buizen waardoor drinkwater naar huizen geleid wordt [lei] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
26809 |
waterlossing |
graafje:
(mv.)
grajfkǝs (L332p Maasniel),
graven:
grāvǝ (L332p Maasniel)
|
Greppel die men door een te ontginnen moeras graaft, om het water kwijt te raken. De opgaven bestrijken heel de provincies Limburg. [I, 61; N 27, 22]
II-4
|
18128 |
waterpokken |
waterpokken:
waterpòkke (L332p Maasniel)
|
Waterpokken: besmettelijke ziekte waarbij rode vlekjes op de huid ontstaan die in blaartjes overgaan (windpokken, wijnpokken, respok). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
33631 |
waterput |
put:
pøt (L332p Maasniel, ...
L332p Maasniel),
waterput:
waterpøͅt (L332p Maasniel),
wātərpøͅt (L332p Maasniel),
welput:
wɛlpøͅt (L332p Maasniel)
|
[DC 21 (1952)] [DC 21 (1952)] [Roukens 03 (1937)]
I-7
|
24398 |
waterspin |
snijder:
WLD kleermaker
chnieder (L332p Maasniel)
|
waterspin [N 26 (1964)]
III-4-2
|
32704 |
watervoor |
watervoor:
watervoor (L332p Maasniel)
|
Een watervoor is een meestal wat diepere voor die men vóór de winter over de akker trekt, om overtollig water te laten afvloeien. Een watervoor kan dwars op de normale ploegvoren liggen, in het midden van de akker (bij uiteenploegen), tussen de delen van een in panden geploegde akker of ook wel om de (reeds ingezaaide) akker heen. In het algemeen brengt men watervoren aan op laaggelegen of natte gronden, akkers met een laagte erin of op een hellende akker om te voorkomen dat de grond wordt uitgespoeld. De benamingen kunnen ook gebruikt worden voor de middenvoor (omdat deze vaak als watervoor fungeert), verder voor de brede of grove voren van een akker die "op de wintervoor" is gelegd om hem te laten uitvriezen of voor ondiepe waterlopen, greppels en geulen in het algemeen. [N 11, 59b; N 11A, 137k; N 11A, 137i add.; div.]
I-1
|
18123 |
waterzucht |
waterzucht:
waterzucht (L332p Maasniel)
|
Waterzucht: ziekelijke ophoping van vocht in het onderhuidse weefsel en in de lichaamsholten (zucht, het water). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21675 |
wbd: afzeggen |
voor niks verklaren:
de koup veur nieks verklaore (L332p Maasniel)
|
ongedaan, De koop ~ maken [de koop ontdoen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|