33913 |
witte vlekken |
vreemd haar:
vrē̜mt hǭr (L332p Maasniel)
|
Kale plekken op de huid. Zij zijn een gevolg van zweren of verwondingen door de druk van zadel en tuig, ook van het toebrengen van slagen. Zie ook het lemma ''gedrukt'' (7.36). [N 8, 90s]
I-9
|
24574 |
witte waterlelie |
plomp:
-
plomp (L332p Maasniel)
|
witte waterlelie [DC 17 (1949)]
III-4-3
|
20620 |
wittebrood |
mik:
Syst. WBD
mik (L332p Maasniel),
Syst. WBD Wittebrood is: mik
mik (L332p Maasniel)
|
Kent uw dialect het woord weg of wig = een wittebrood. A.u.b. ook de dialectvorm van uw plaats opgeven en eventueel de betekenis toelichten. [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18867 |
woede |
colre (fr.):
koleire (L332p Maasniel)
|
hevige boosheid [gift, gif, koleire, woede, horzel, frut] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21873 |
woeker |
woeker:
woeker (L332p Maasniel)
|
onwettige winst die verkregen is door misbruik te maken van de nood van iemand anders bijv. door te veel rente te vragen [woeker, woekerij, usure] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
17890 |
woelen |
rulsen:
rülse (L332p Maasniel)
|
Woelen: onrustig heen en weer bewegen (woelen, spollen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24907 |
woensdagx |
goensdag:
goonsdaag (L332p Maasniel),
goonsdig (L332p Maasniel, ...
L332p Maasniel)
|
dag; woensdag [N 07 (1961)] || de vierde dag van de week, woensdag [goensdag] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
17940 |
woest, onachtzaam lopen |
onbedacht lopen:
onbedacht loupe (L332p Maasniel)
|
lopen: woest, onachtzaam lopen [ragge, bollieje] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
21131 |
woest, wild rijden |
crossen (<eng.):
krosse (L332p Maasniel)
|
woest, wild rijden [rossen, rotsen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
33943 |
wolfsgebit, gebroken gebit |
trens:
trɛns (L332p Maasniel)
|
Dit bit, gebruikt om moeilijke paarden te beteugelen, heeft een stang die in het midden scharniert. Het wordt vooral gebruikt bij rijpaarden. Op verscheidene plaatsen heeft dit soort bit kennelijk geen aparte naam. Dit wordt uitdrukkelijk gemeld voor: Q 80, 152, 162, 182. Er bestaan ook wolfsgebitten met een beugel in het midden om moeilijke paarden te beteugelen. De namen voor de twee types worden niet strikt uit elkaar gehaald. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 43]
I-10
|