19773 |
boenen |
boenen:
bunə (L332p Maasniel)
|
meubels en vloerzeil met behulp van was en een doek glimmend maken [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
19774 |
boenwas |
boenwas:
bunwas (L332p Maasniel)
|
de was waarmee meubels en vloerzeil glimmend gemaakt worden [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
33316 |
boerderij, algemeen |
boerderij:
burdǝrii̯ (L332p Maasniel),
hof:
hǭf (L332p Maasniel)
|
Het gehele complex, alle opstallen te samen genomen. De oorspronkelijke betekenis van hof is "binnenhof, omheinde ruimte"; hier is sprake van ellips uit hofstede, "hoeve". Onder bedrijf is de specifieke betekenis van "boerenbedrijf" te verstaan; het algemene gedoen heeft ook diezelfde specifieke betekenis. De betekenis van labeur en labeuring is hier het gehele complex van het boerenbedrijf, vaak met de bijbetekenis van "waar zwaar werk wordt gedaan"; vergelijk de lemma''s "boeren" (1.1.8) en "werken op de boerderij" (1.3.10). Vele benamingen die voor de boerderij in het algemeen zijn opgegeven, zoals winning en hof, komen ook terug onder de specifieke boerderijnamen, zoals "eigen hoeve" en "pachthoeve". De geografische uitgebreidheden van deze termen verschillen van begrip tot begrip. Zie de betrokken lemmata van deze paragraaf. Staai is oorspronkelijk de benaming van een bepaalde boerderij bij het veer in Wanssum; de benaming correspondeert aan stade, een afleiding van staan. Bij schans wordt aangetekend: "hoeve met water rondom"; bij kraam: $$speciale betekenis$$ "boerderij". Munkhof correspondeert met monnikhof, te verstaan als "abdijhoeve". Kaart 1 is een verzamelkaart; ook de samenstellingen met hof,geleg, plaats en winning van het lemma "grote boerderij" (1.1.2) zijn erin ondergebracht. [A 10, 2a; A 11, 4; L 1, a-m; L 12, 1; L 22, 1; L 38, 20 en 22; S 4; Wi 4; monogr.; add. uit N 5A, 95; L 37, 11a]
I-6
|
20681 |
boerenkool |
boerenkool:
boerekool (L332p Maasniel),
boerenmoes:
boere moos (L332p Maasniel),
Syst. WBD
boe.remoo:s (L332p Maasniel),
krolmoes:
krolmoos (L332p Maasniel),
Syst. WBD
krolmoos (L332p Maasniel),
królmoo:s (L332p Maasniel),
krulmoes:
krolmoos (L332p Maasniel)
|
[N Q (1966)]Boerenkool (boeremoes?) [N 16 (1962)] || boerenkool als gerecht [N Q (1966)]
I-7, III-2-3
|
20682 |
boerenkoolstamppot |
groen moes ondereen:
Syst. WBD
greu:nmoo:s óngerei.n (L332p Maasniel),
moes ondereen:
Syst. WBD
moo:s óngerei.n (L332p Maasniel),
stamppot:
Syst. WBD
sjtamp-pot (L332p Maasniel)
|
Stamppot van aardappelen en boerenkool [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20728 |
boerenvlaai |
vlaai:
Syst. WBD
flaai (L332p Maasniel),
Syst. WBD Ook flaaj: geen verschil.
flaa.j (L332p Maasniel)
|
Grote boerenvla (vlaam?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
24123 |
boerenzwaluw, zwaluw |
zwalg:
zwalg (L332p Maasniel)
|
boerenzwaluw [DC 18 (1950)]
III-4-1
|
21309 |
boerin |
boerin:
boerin (L332p Maasniel)
|
de vrouw van een boer [meesterse, bazin(ne), vrouw, juffrouw, mevrouw] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
18836 |
boertig |
ordinair:
ordinair (L332p Maasniel)
|
met zeer platte humor [drollig, boertig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21605 |
boete |
boete:
boete (L332p Maasniel)
|
een geldstraf [boete, kore, amende] [N 90 (1982)]
III-3-1
|