e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasniel

Overzicht

Gevonden: 3787
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zool van een schoen zool: zaol (Maasniel) zool van een schoen [N 24 (1964)] III-1-3
zoolbeslag hoogsel: hø̄xsǝl (Maasniel) Stuk leer, rubber of hout dat onder de zool van de klomp wordt aangebracht. [N 24, 71; monogr.] II-12
zorgen voor toekijken: toe kieke (Maasniel) toezien en moeite doen dat iets uitgevoerd of onderhouden wordt [gadeslaan, bezorgzaam zijn, bekommerd zijn] [N 85 (1981)] III-1-4
zuchten zuchten: zuchte (Maasniel) zuchten [snokke] [N 10 (1961)] III-1-4
zuigen zuiken: zoeke (Maasniel) zuigen [suuke, snekke] [N 10 (1961)] III-2-3
zuigfles fles: de fles (Maasniel) zuigfles; een fles met speen om zuigelingen met melk te voeden [teuter, lots, tutter, teuterfles] [N 86 (1981)] III-2-2
zuinig zuinig: zuunig (Maasniel) van zijn bezit telkens een zo klein mogelijk gedeelte uitgevend om te sparen [zuinig, econoom, civiel, benauwd, kiem] [N 89 (1982)] III-3-1
zuiveren knoeien: knoeien (Maasniel) Afscheiding blijven geven na het kalven, gezegd van de koe. [N 3A, 58] I-11
zure haring zure haring: zoere hering (Maasniel) rolmops; Hoe noemt U: Een haring in het zuur (rolmops) [N 80 (1980)] III-2-3
zure oprisping zuurbranden, het -: de zoer branje (Maasniel, ... ) oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)] || oprisping, een zure oprisping [de vuilen opbot, zooj, zuur] [N 10a (1961)] III-1-2