e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasniel

Overzicht

Gevonden: 3787
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bot mes koetenvilder: koet (te) is een moddervis  koete vilder (Maasniel), votboor: ao lang  vótbaor (Maasniel) bot mes; inventarisatie schertsende benamingen (puitevilder, pierelubberke); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
boter boter: bǭtǝr (Maasniel), botter: botǝr (Maasniel) Het bovengedreven vet op de melk. Dit is het eindprodukt van het karnen. [N 12, 51, 52, 55, 58 en 61; JG 1a, 1b; L 1a-m; L 1u, 114; L 20, 26b; L 22, 8; L 27, 67 en 69; S 4 en 17; A 4, 26a en 26b; A 7, 19, 21, 22 en 23; A 9, 15b; A 16, 8a; A 28, 7; N 5A (I] I-11
boter inleggen boter insteken: [boter] enštai̯kǝ (Maasniel) Techniek om de boter zo lang mogelijk te kunnen bewaren. Hierbij werd er zo min mogelijk gekneed. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [R 3, 76 en 77; Ge 22, 118; monogr.] I-11
boterham boterham: Syst. WBD  botteram (Maasniel), bótram (Maasniel), lat: Syst. WBD  lat (Maasniel) Een boterham (stuk, botteram?) [N 16 (1962)] III-2-3
boterham (kinderwoord) bam: Syst. WBD  bam (Maasniel, ... ), bammetje: Syst. WBD  bèmke (Maasniel), boterbam: Syst. WBD  botter-bam (Maasniel), mommam: Syst. WBD  mommam (Maasniel) Kinderwoord voor boterham (bam, boo?) [N 16 (1962)] III-2-3
boterham met kaas kaasboterham: Syst. WBD  kee:sbótram (Maasniel), kaasklats: Syst. WBD  keesklatsj (Maasniel) Boterham met kaas (keesbam, keistaat, sjmouer?) [N 16 (1962)] III-2-3
boterham met vet vetboterham: Syst. WBD  vetbotterham (Maasniel) Boterham met vet (sjmouer?) [N 16 (1962)] III-2-3
boterham van wit en zwart brood dobbele boterham: Syst. WBD  ein dobbel botterham (Maasniel) Boterham van wit en zwart brood (preekheer?) [N 16 (1962)] III-2-3
boterhamworst boterhammenworst: botterhammewors (Maasniel) boterhamworst [N 06 (1960)] III-2-3
boterkussentje boterbabbeltje: botterbabbeltje (Maasniel) boterkussentje; Hoe noemt U: Een met boter bereid snoepje (boterkussentje, kokkien, suikerspek) [N 80 (1980)] III-2-3