24134 |
broek, veren aan de poten |
kuif:
kuif (L332p Maasniel)
|
veren aan de poten van een vogel (scherkes) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
18197 |
broek: algemeen |
boks:
boks (L332p Maasniel, ...
L332p Maasniel),
böks (L332p Maasniel)
|
broek in het algemeen [boks, sjmeek, brits] [N 23 (1964)] || broek met een split aan de voorkant [fluitjesbroek] [N 23 (1964)] || Hoe noemt men de broek (bovenkleeding)? Maakt men misschien onderscheid tusschen een klepbroek en een gewone broek? [DC 09 (1940)]
III-1-3
|
18423 |
broekspijp |
boksenpijp:
bokse piepe (L332p Maasniel)
|
pijpen van een broek [bokspijpe, broeksepejpe] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18309 |
broeksriem |
boksenriem:
boksereem (L332p Maasniel)
|
band of riem waarmee de broek in de taille wordt opgehouden [boekreem, boekband, boksemband] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18551 |
broekzak achter |
vottentas:
vottetes (L332p Maasniel)
|
zak aan de achterkant van de broek [konttes, votteske] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18549 |
broekzak opzij |
boksenbuidel:
bokse buijel (L332p Maasniel)
|
broekzak opzij [broeksebuil, boksetes, boksenbool, venget] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33900 |
brokkelhoef |
sprokke hoef:
(mv)
šprǫkǝ hōvǝ (L332p Maasniel)
|
Een hoef met wanden die zeer bros zijn en gemakkelijk afbrokkelen. In de hoornwand zijn kloven. Als het paard moet beslagen worden, is het moeilijk de ijzers goed vast te nagelen. [N 8, 90u]
I-9
|
22586 |
bromtol |
dop:
dop (L332p Maasniel),
huildop:
huuldop (L332p Maasniel, ...
L332p Maasniel)
|
Bromtol. || Hoe noemt (noemde) men de tol, die bij het ronddraaien een brommend geluid maakt. I. als deze van hout en door een timmerman was gemaakt? [DC 24 (1953)] || Hoe noemt (noemde) men de tol, die bij het ronddraaien een brommend geluid maakt. II. als deze van blik en bontgekleurd is? [DC 24 (1953)]
III-3-2
|
24948 |
bron |
sprong:
schprunk (L332p Maasniel)
|
(kleine) bron
III-4-4
|
34342 |
bronstig |
berig:
berig (L332p Maasniel),
breustig:
brø̄stex (L332p Maasniel)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk varken. [N 19, 12; N C, 4d; A 43, 20a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 52, add.; N 76, add.; monogr.]
I-12
|