e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasniel

Overzicht

Gevonden: 3787
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
capuchon kap: kap (Maasniel), kapje: kepke (Maasniel) capuchon van een regenmantel [tröt] [N 23 (1964)] III-1-3
carambole carambole (fr.): carambol (Maasniel) Het raken van de rode bal en één van de beide witte met de andere witte bal waarmee gespeeld wordt in een bepaald biljartspel [carambole, karbel, kerbol, karbelhouwogen]. [N 88 (1982)] III-3-2
cariës wolf: wolf (Maasniel) Cariës: tandbederf, langzame vernietiging van het glazuur van de tand (wolf, cariës). [N 84 (1981)] III-1-2
carnavalsoptocht vastelavondsoptocht: vastelaovesoptoch (Maasniel) De optocht met carnaval [cavalcade]. [N 88 (1982)] III-3-2
castagnetten kleppers: klepper (Maasniel) De twee bolletjes van hout of ivoor die men aan de vingers bindt en tegen elkaar slaat [klepperkens, klepper, castagnetten]. [N 90 (1982)] III-3-2
castreren knijpen: knīpǝ (Maasniel), knippen: knepǝ (Maasniel), snijden: šnii̯ǝ (Maasniel, ... ) Een mannelijk paard onvruchtbaar maken door de teelballen weg te snijden; men spreekt dan van een ruin. Vgl. het lemma ''ruin'' (2.1.3). [JG 1a, 1b; N 8, 60] || In dit lemma worden twee manieren van castreren onderscheiden: A. onvruchtbaar maken door de teelballen weg te nemen, weg te snijden of te kwetsen, en B. onvruchtbaar maken door de teelballen af te binden of af te knijpen.. [N 3A, 19; JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 12; L 4, 37; L 20, 12; Wi 16; monogr.] I-11, I-9
cent cent: eine cent (Maasniel), ene sént (Maasniel) cent, een ~ [ook oudere woorden als sans?] [N 21 (1963)] III-3-1
centiare, maat van 1 m2 centiare: centiaar (Maasniel) de maat die een oppervlakte aangeeft van 1 vierkante meter [centiare, centiaar] [N 91 (1982)] III-4-4
cervelaatworst cervelaatworst: sérvelaatwòrs (Maasniel), droogworst: dreugwors (Maasniel), dreugwòrs (Maasniel), dreugwórs (Maasniel) cervelaatworst [N 06 (1960)] || droogworst [N 06 (1960)] III-2-3
chagrijn mismoed: mismoot (Maasniel) een knagend, afgunstig en mismoedig makend verdriet [chagrijn, chagrijnigheid] [N 85 (1981)] III-1-4