e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasniel

Overzicht

Gevonden: 3787
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
geld geld: geldj (Maasniel), géltj (Maasniel), hansjes: hanskes (Maasniel), knabben: knabbe (Maasniel), poen: poen (Maasniel), schrammen?: sjrèùm (Maasniel) Geld in het algemeen; hierbij ook graag allerlei uitdrukkingen [geld, sens, poen, swis, oorden enz.] [N 21 (1963)] III-3-1
gele ganzebloem paardsbloem: WLD  pairsbloom (Maasniel) Gele ganzebloem (chrysanthenum segetum 20 tot 60 cm groot. De stengel is kaal en blauwgroen gekleurd. De bladeren zijn omgekeerd eivormig tot langwerpig, ze zijn kaal en blauwgroen, de bovenste zijn vrijwel ongedeeld, getand en iets stengel omvattend, d [N 92 (1982)] III-4-3
gele kwikstaart koezuiker: etym.aant.  koezuuker (Maasniel) gele kwikstaart III-4-1
gele lupine boontjes: bø̄nkǝs (Maasniel), filipinen: felǝ`pinǝ (Maasniel), lupinen: lǝpīnǝ (Maasniel) Lupinus luteus L. Een 30 tot 60 cm hoge plant met een uit gele, lipvormige bloempjes bestaande bloempluim, die bloeit van juni tot september, boonvormige vruchtjes draagt en vooral op zandgronden als bemestingsgewas wordt geteeld. [N Q, 4a; N 11A, 29a en 29b; JG 1a, 1b; A 55, 3b; NE 1, 18; R 3, 30; monogr.] I-5
gele voederwortel gele voermoren: gē̜l vōrmūrǝ (Maasniel) Daucus carota L. In de genoemde vragenlijst is gevraagd naar twee variëteiten naast de algemene benaming winterwortel die in het vorige lemma ter sprake kwam. Hier is alleen opgenomen hetgeen afwijkend is van lemma Winterwortel. Lobbericher naar het Rijnlands dorpje Lobberich. [N Q, 6b; monogr.] I-5
gelijken (op) lijken: lieke (Maasniel, ... ) aan het genoemde doen denken, lijken, schijnen [tonen, lijken] [N 91 (1982)] || in vele opzichten overeenkomen (bijv. uiterlijk) [lijken, gelijken, trekken] [N 91 (1982)] III-4-4
gelijkspelen zaadje: zaodje (Maasniel) Quitte spelen, niet verliezen maar ook niet winnen [zijn zaad hebben, tot zijn zaad zijn, gelijk spelen, gelijk staan]. [N 88 (1982)] III-3-2
geluid van naderend onweer rommelen: rommele (Maasniel) een dof, rollend geluid maken, gezegd van bijv. de donder [rommelen, rederen, meutelen] [N 91 (1982)] III-4-4
geluidloos een wind laten ene over de sokken laten (gaan): eine euver de zök laote gaon (Maasniel) geluidloos een wind laten [feuze, bussinge] [N 10c (1961)] III-1-1
gelukken lukken: lōke (Maasniel) een voorspoedige afloop hebben, kunnen slagen [lukken, vergaan, bedoen, boteren, gelukken] [N 85 (1981)] III-1-4