17712 |
geslachtsdelen (alg.) |
gerei:
gerei (L332p Maasniel)
|
geslachtsdelen in het algemeen [N 10c (1961)]
III-1-1
|
20312 |
geslachtsgemeenschap hebben |
bijeen kemmelen:
kemmele houdt het midden tussen spelen en ravotten.
bie ein kemmele (L332p Maasniel),
bijeen kruipen:
bie ein kroepe (L332p Maasniel),
knuffelen:
knoevele (L332p Maasniel)
|
geslachtsgemeenschap uitoefenen [N 10C (zj)]
III-2-2
|
34063 |
geslachtsrijpe koe |
rind:
rentj (L332p Maasniel),
vaars:
vē̜rs (L332p Maasniel)
|
Jong rund dat oud genoeg is om gedekt te worden. [N 3A, 23]
I-11
|
34472 |
gesneden haan |
kapuin:
kapūn (L332p Maasniel)
|
[N 19, 60a; monogr.]
I-12
|
34394 |
gesneden mannelijk schaap |
hamel:
hāmǝl (L332p Maasniel)
|
[N 19, 65a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; AGV m 3; A 2, 46; A 4, 22a; R 3, 24; N 77, add.; L 39, 44; L 20, 22a; L 5, 30b; Wi 12; monogr.]
I-12
|
34305 |
gesneden mannelijk varken |
barg:
barx (L332p Maasniel)
|
Het WNT (II, 1 blz. 1872 s.v. berg (II)) geeft de volgende definitie van berg: "Hetzelfde als Barg (I), inzonderheid toegepast op de mannelijke biggen die, ongeveer drie weken oud, zijn gesneden". [N 19, 8; A 4, 4b; A 4, 4a; L 20, 4b; L 37, 49e; JG 1a, 1b, 2c; S 39; N C, add.; monogr.; N E 1, 12]
I-12
|
18254 |
gesp |
kram:
kramp (L332p Maasniel)
|
sluitgesp, haak aan de tailleband van een broek [sjnal, boksesnal, gasp, gespel] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33761 |
gespeend veulen |
speenveulen:
špēnvø̄lǝ (L332p Maasniel)
|
Een veulen dat gespeend, niet meer gezoogd wordt. De ontwenning heeft tijdens de vierde of vijfde maand plaats. [N 8, 2b]
I-9
|
18543 |
gestreepte broek |
strepen boks:
Van Dale: II. strepen (bn.), <gew.> van gestreepte stof: een strepen rok.
sjtrepe boks (L332p Maasniel)
|
broek, gestreepte ~ van jacquet of kort zwart pak [striepkesboks] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
22404 |
getalzijde van een geldstuk |
munt:
mutnj (L332p Maasniel)
|
De getalzijde van een geldstuk [letter, oppers, munt]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|