e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dienst dienst: iem. ¯ne deens bewieze: iem. van dienst zijn  deens (Maastricht) dienst III-1-4
dienst van goede vrijdag goede-vrijdagdienst: de Gooje Vriedag-deens (Maastricht) De "houten mis", de Goede Vrijdagdienst [hultsere Maes]. [N 96C (1989)] III-3-3
dienstplicht doen dienen: deene (Maastricht), deenə (Maastricht), dienstplicht vervullen: deenspliech vervölle (Maastricht), opkomen: opkomme (Maastricht) zijn militaire dienst vervullen [opmoeten, binnenmoeten] [N 90 (1982)] III-3-1
dienstplicht gaan doen onder dienst gaan: oonder deens goon (Maastricht) zijn militaire dienst vervullen [opmoeten, binnenmoeten] [N 90 (1982)] III-3-1
dienstplicht moeten doen in dienst moeten: in deens mootə (Maastricht), opmoeten: opmoote (Maastricht, ... ), opmote (Maastricht) zijn militaire dienst vervullen [opmoeten, binnenmoeten] [N 90 (1982)] III-3-1
diep diep: dēp (Maastricht) In dit lemma worden de plaatselijke varianten gegeven van het woord diep, voorzover dat - evenals de termen voor het tegengestelde begrip (zie het lemma ondiep) - gebruikt wordt of kan worden in verbinding met een werkwoord voor "ploegen". Voor het begrip "diep ploegen (vóór het zaaien)" kent men in bepaalde streken een speciale term waarin het woord diep niet voorkomt. Daarvoor zie men het volgende lemma [JG 1a + 1b; N 11, 39 + 42b + 46; N 11A, 107a + 108a; L 23, 8a; A 20, 1b; A 27, 24b; monogr.] I-1
diepzinnig diepzinnig: deepzinnig (Maastricht) diepzinnig, diepdoordenkend III-1-4
dier, beest beest: bies (Maastricht, ... ), hier ook opgenomen mat. van ZND 21, 011  bi:s (Maastricht), bies (Maastricht), beestje: bieske (Maastricht, ... ), dier: ook in ZND 23, 009  dīr (Maastricht) beest [ZND 01 (1922)] || dier [ZND 01 (1922)] III-4-2
dij bats: bats (Maastricht, ... ), bàts (Maastricht) dij [ZND 01 (1922)], [ZND m] || dij - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)] III-1-1
dijk dijk: diek (Maastricht, ... ), dīēk (Maastricht, ... ), dīk (Maastricht), dīk (Maastricht) dijk [ZND m] || een weg tussen twee sloten (dijk) [N 90 (1982)] || Opgehoopte aarde. [N 27, 24; L 33, 34] I-8, III-3-1