e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
een kater hebben een houten kop hebben: ne houte kop höbbe (Maastricht), een kater hebben: unne kater hubbe (Maastricht), unnə kaatər höbbə (Maastricht), ənə kaa.tər höbbə (Maastricht), ənə kààtər höbbə (Maastricht), ənə káátər höbbə (Maastricht), ənə káátər höbə (Maastricht), ⁄ne kater hubbe (Maastricht), ⁄ne kater höbbe (Maastricht, ... ), een katertje hebben: è keterke höbbe (Maastricht), haarpijn hebben: hāōrpijn höbbə (Maastricht), nadorst hebben: nao doors höbbe (Maastricht), naodoors höbbə (Maastricht) kater hebben; Hoe noemt U: Zich niet lekker voelen de dag na een flinke drinkpartij (een kater hebben) [N 80 (1980)] III-2-3
een keldergewelf maken verwelven: vǝrwø̜lǝvǝ (Maastricht) Wanneer men een kelder van troggewelven wil voorzien, worden er eerst van muur tot muur ijzeren profielbalken gelegd op een onderlinge afstand van 1,5 m. Tussen de balken worden vervolgens de gewelven gemetseld, waarbij als tijdelijke steun een formeel wordt gebruikt. [N 32, 20c; monogr.] II-9
een kind op de arm dragen dragen: drage (Maastricht), een kind op de arm dragen: è keend op d⁄n errem drage (Maastricht), ə kēēnt ōp tən èrrəm drāāgə (Maastricht), op de arm hebben: op den errem hóbbe (Maastricht), pungelen: pungele (Maastricht), vertuttelen: vertuttele (Maastricht) een kind op de arm dragen [peizen] [N 87 (1981)] III-2-2
een kring op de grond trekken een kring op de grond trekken: ene krīnk op te grōnd trèkken (Maastricht), een kring trekken: i is langgerekt  krīnk trèkken (Maastricht) Een kring op de grond trekken. [ZND 29 (1938)] III-3-2
een kruisje geven een kruisje geven: e kruiske geve (Maastricht), e kruiske gēve (Maastricht), e kruiske gève (Maastricht), kruiske geeve (Maastricht), kruiske geve (Maastricht), è kruiske geve (Maastricht), ə kruiskə geevə (Maastricht) Een kind voor het slapen gaan met de duim een kruisje geven op het voorhoofd. [N 96B (1989)] III-3-3
een kruisje op het brood maken <uitdr.> het brood is gebenedijd; die het eet, dat die het snijt: ?  t broed is gebenedeijd, dae t it, dat dee t sneijt (Maastricht), een kruis maken: e kruus maake (Maastricht), een kruis maken onder het brood: e kruus oonder ut broed make (Maastricht), een kruisje maken onder het brood: ə kruiskə oondər ət broet maakə (Maastricht), een kruisje maken over het brood: e kruiske make euver `t broed (Maastricht), e kruiske make euver `t brood (Maastricht), het brood zegenen: `t broed zegene (Maastricht), kruisje: kruiske (Maastricht) Het gebruik om een brood met het mes te bekruisen, voordat men het aansnijdt; men maakte met het broodmes een kruisje aan de onderkant van het brood [n kruuske ónder de mik maake?]. [N 96B (1989)] III-3-3
een kruisteken maken n kruus maake: e kruus maake (Maastricht), e kruus make (Maastricht), e kruus sloon (Maastricht, ... ), e kruusteike make (Maastricht), kruiske maake (Maastricht), kruuske make (Maastricht), kruusteke make (Maastricht), kruustēīke make (Maastricht), zich e kruus make (Maastricht, ... ) Een kruisteken maken/slaan, zich bekruisen, zich zegenen [zich bekruuse [N 96B (1989)] III-3-3
een kuil graven dabbelen: dabbele (Maastricht, ... ), dabben: dabbe (Maastricht), een kuil graven: koul graovə (Maastricht), een kuil maken: en koul make (Maastricht), graven: graove (Maastricht) kuil, Een ~ maken (dappen). [N 84 (1981)] III-1-2
een lastig karakter hebbend kwalijk van aard: Vraag 383 is dubbel (dus 2 x 97 moet nog worden opgesplitst in twee lemmata: "persoon met een lastig karakter"; "een niet gemakkelijk, lastig karakter hebbend  koelik vaan aard zien (Maastricht), lastig karakter: Vraag 383 is dubbel (dus 2 x 97 moet nog worden opgesplitst in twee lemmata: "persoon met een lastig karakter"; "een niet gemakkelijk, lastig karakter hebbend  lestig kerakter (Maastricht), moeilijk: Vraag 383 is dubbel (dus 2 x 97 moet nog worden opgesplitst in twee lemmata: "persoon met een lastig karakter"; "een niet gemakkelijk, lastig karakter hebbend  meujlik (Maastricht) een lastig moeilijk karakter hebbend [niepoter, nietprut, kummelij] [N 85 (1981)] III-1-4
een lelijk gezicht trekken (een) snuits trekken: n snoets trekke (Maastricht), n snōēts trekken (Maastricht), un snoets trekke (Maastricht), een maske trekken: n maske trekke (Maastricht), grijnen: grijnen (Maastricht), grimassen maken: grimasse make (Maastricht, ... ) grijnzen, een lelijk gezicht trekken [greeze, nen toot zette, snuit trekke, grimas maken] [N 10 (1961)] III-1-4