e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
heermoes paardenstaart: -  peerdəstart (Maastricht), paardestaart: pērdǝstart (Maastricht), vlokruid: -  vluu kroet (Maastricht), vlooienkruid: vlykrut (Maastricht) Equisetum arvense L. [DC 17 (1949)] || Equisetum arvense L. Zeer algemeen voorkomend onkruid uit de paardestaart-familie (Equisetum L.) op bouwland, grasland, tuinen en bermen met een rechtopstaande holle stengel, die geleed is en gemakkelijk uiteen te trekken. Op de grens van de afzonderlijke leden bevindt zich een krans van schubben, die de bladeren vertegenwoordigen. Deze sporenplant bloeit van april tot mei en varieert in hoogte van 10 tot 80 cm. In het algemeen bekender onder de familienaam paardestaart. L 214a: "De volksmond zegt dat onderaan de wortel van de katǝstart een gouden knøpkǝ zit." L 250: "Gedroogde blaadjes worden als medicinale thee gebruikt bij pijnlijke urinelozing." De samenstellingen met -staarts zijn verschoven vormen van staart; vergelijk het lemma Ploegstraat in aflevering I.1, blz. 62. [A 17, 5; A 49B, 4; monogr.] I-5, III-4-3
heerneef heerneef: hierneef (Maastricht), indien R.K. geestelijke spreekt men van ~  hirnēf (Maastricht) heerneef || neef; Bestaan er verschillende woorden voor de verschillende soorten van neven (kinderen van ooms en tantes, kinderen van broers en zusters, achterneven?) [DC 05 (1937)] III-2-2
heeroom heernonk: hiernónk (Maastricht), indien R.K. geestelijke spreekt men van ~  hirnōŋk (Maastricht) heeroom || neef; Bestaan er verschillende woorden voor de verschillende soorten van neven (kinderen van ooms en tantes, kinderen van broers en zusters, achterneven?) [DC 05 (1937)] III-2-2
heerszuchtig bazig: bazig (Maastricht), commandant: commandant (Maastricht), dictator: diktater (Maastricht), dominant: dominant (Maastricht), heerszuchtig: heerssöchtəch (Maastricht), heerszòchtich (Maastricht), heerszöchtig (Maastricht, ... ), hier zugtig (Maastricht), opschepper: ópsjöpper (Maastricht) de baas spelen, het voor het zeggen willen hebben [oversukkelen] [N 85 (1981)] || een sterke neiging tot heersen of overheersen hebbend [heerzaam, heerzuchtig] [N 85 (1981)] || heerszuchtig III-1-4
heerzoon heerzoon: hierzoon (Maastricht) heerzoon III-2-2
hees, schor hees: heis (Maastricht, ... ), hēīs (Maastricht, ... ), hè.is (Maastricht), hɛj.s (Maastricht) hees [ZND 01 (1922)], [ZND m] || hij is hees (zijn stem is weg) [ZND 26 (1937)] || schor, schor zijn [ruigsen, hees, gees zijn] [N 10 (1961)] III-1-2
heet lopen heet lopen: hęjt lǭ.pǝ (Maastricht), hę̄.t lǭ.pǝ (Maastricht) Het heet lopen van de molen als gevolg van het feit dat zich bijvoorbeeld tijdens het malen geen graan tussen de molenstenen bevindt, de stenen bot zijn of het graan niet droog genoeg is. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛleeglopenɛ.' [N O, 36e; Vds 117; Jan 262; Coe 144; Grof 169] II-3
hefboom boom van de sluis: bǭ.m van dǝ slø̜js (Maastricht), hefboom: hɛf˱bǭ.m (Maastricht), hefhout: hɛfhǫwt (Maastricht) Hefboom waarmee de sluis omhoog wordt getrokken wanneer het sluisijzer voorzien is van gaten. Zie ook afb. 68 en de toelichting bij het lemma ɛsluisijzerɛ.' [Vds 46; Jan 41; Coe 27; Grof 61] II-3
hefboom van de poulie hefboom: hęf˱bǭ.m (Maastricht) De hefboom waarmee men de bovenste poulie met de daarbij behorende as en rol omhoog kan trekken. [Coe 210; Grof 237] II-3
heg, haag haag: haog (Maastricht, ... ), heg: hek (Maastricht), hèk (Maastricht, ... ), Verklw. hèkske: haag, d.i. omheining van struikgewassen Verklw. hègke ¯n hèk van 1.50 m hoeg Gesjore hègke ¯n deune hèk De jónges krope door de hèk in de wei Door hèk en stroek: overal doorheen Alle hègke höbbe hun mössje: slechte, ondeugende mensen zijn er overal Achter aw hègke is ¯t good sjuile: het is voordeliger door oudere mensen beschermd, ingelicht enz. te worden  hèk (Maastricht), struiken: struuk (Maastricht) heg || Omheining bestaande uit geschoren kreupelhout of struikgewas (heg, haag, hoftuin) [N 79 (1979)] III-2-1