e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
klapstoel omklapper: ømklapǝr (Maastricht) Toestel dat door middel van voetkracht de met klei gevulde vormbak omkeert op een steenplankje. [N 98, 85; monogr.] II-8
klapstuk platte dun: platte dun (Maastricht) stuk vlees uit lendenen III-2-3
klaren filtreren: filtreren (Maastricht) De vloeistof van het beslag zuiveren van de erin zwevende vaste deeltjes waardoor deze helder wordt. Zie ook het lemma ''klaringskuip''. [N 35, 39; monogr.] II-2
klaringskuip klaarkuip: klø̜̄rkūp (Maastricht) Kuip waarin het aftreksel van mout en water wordt geklaard, d.w.z. waar de wort gescheiden wordt van de bostel. [N 35, 29] II-2
klauteren kledderen: klaedərə (Maastricht), kleddərə (Maastricht), klĕddere (Maastricht), klimmelen: kløͅmələ (Maastricht) klauteren [ZND 01 (1922)], [ZND m] || Op een boom klauteren [ZND 27 (1938)] III-1-2
klaver, algemeen klaver: klāvǝr (Maastricht), klee: klīǝ (Maastricht) De klaver- en klee-varianten in dit lemma vormen de verzamelnaam voor allerlei klaversoorten uit de familie van de Vlinderbloemigen. Klaver werd tot 1950 geteeld als groenvoer en als stoppelgewas. In de Nijmeegse lijst is niet naar de afzonderlijke soorten of naar de algemene naam gevraagd, alleen naar de benamingen voor verschillende oude klaversoorten. Hier zijn, naast de algemene naam in dit lemma, eerst enkele meestvoorkomende soorten apart behandeld en is tot slot een verzamellemma Andere Oude Klaversoorten toegevoegd. De scheiding in het Nijmeegse materiaal is achteraf aangebracht, op grond van de gewasnaam, de opmerkingen van de zegslieden en andere bronnen. Zie ook WBD.I, afl. 8, blz. 1408. [N 14, 83; JG 1a, 1b, 2b, 2c; A 4, 10; L 1, a-m; L B2, 348; L 20, 10; Wi 50; S 18; monogr.] I-5
klaveren in het kaartspel klaveren: klaavərə bu:r (Maastricht), klavere (Maastricht), Iech höb mer e klei kleverke: een zeer lage klaverkaart; iech höb twie klavere(s): twee klaverkaarten; z. schoppen I.  klavere (Maastricht) Hoe noemt u van het kaartspel de verschillende symbolen? (Het gaat om de gewone namen, niet om woorden voor "troef"enz.). - IV. Klaveren. [DC 52 (1977)] || Klaveren: bladfiguur op kaart; de kaart zelf. || Klaveren: klaveren boer. [ZND 01 (1922)] III-3-2
klaverjassen (kaartspel) klaverjassen: klāvərjasə (Maastricht) Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)] III-3-2
klavervreter schimmel: sjummel (Maastricht) woekerplant III-4-3
klaverzuring surelle (fr.): sərɛl (Maastricht), wilde surelle: wèl serel (Maastricht), witte klee: Spelling: "fonetisch", alles omgespeld  wetə klī (Maastricht), witte surelle: WLD  wittə sərréél (Maastricht) klaverzuring [ZND 34 (1940)], [ZND m] || Witte klaverzuring (oxalis acetosella 5 tot 10 cm groot. De plant heeft een dunne, geschubde wortelstok; de bladeren zijn wortelstandig, 3-tallig. De blaadjes zijn omgekeerd kantvormig; de bloemen groeien afzonderlijk op lange stelen en zijn wit of iets [N 92 (1982)] III-4-3