e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kleikruiwagen kommekruikar: kǫmpǝkrǫwkar (Maastricht), kruikar: krǫwkar (Maastricht) Kruikar met bak, gebruikt om de gestoken klei vanuit de kleiput te vervoeren. De bak van de kruiwagen werd in Q 111 een kom (kǫmp) genoemd. Met de term taai(e)-kar (L 381) werd oorspronkelijk de kleikruiwagen aangeduid waarmee de gemalen klei van de kleimolen naar de vormtafel werd gebracht. Deze gemalen klei, die een hoge graad van taaiheid had bereikt, werd ook wel taaie (tę ̞j\) genoemd (Geuskens, pag. 36). [N 98, 43; monogr.] II-8
klein hoefblad hoefblad: hoofblaad (Maastricht) hoefblad III-4-3
klein in zijn soort donder de maat: dondər də maot (Maastricht), fiezel: (klein kind).  fiezel (Maastricht), geneuks: geneuks (Maastricht), klein: klenge (Maastricht), klein geneuks: klei gəneuks (Maastricht), klei(n) geneuks (Maastricht), klein van stuk: klein vaan stök (Maastricht), miezerig: miezerig (Maastricht), neerkseltje: neerkselke (Maastricht), petieterig: petieterig (Maastricht), pətietərig (Maastricht), petietig: petitig (Maastricht), pietseltje: pitselke (Maastricht) iets dat klein is in zijn soort [piepeling, ruigte, geneuk] [N 91 (1982)] III-4-4
klein paard ardenner: ardɛnǝr (Maastricht), kinkerspaardje: kinkerspaardje (Maastricht  [(vermeld als verouderd voor hit of pony)]  ), pony: pǫni (Maastricht) Bedoeld is een paard dat lichter is dan een gewoon boerenpaard en dat men in de koets kan spannen. Een pony is lichter dan een bidet, die op zijn beurt niet zo zwaar als een ardenner is (P 49). Een dubbele pony is zwaarder dan een (enkele) pony of bidet (L 424). Een bidet, iets groter dan een pony, dient veelal als loop- en koetspaard (P 192, Q 168, 242). Een hit - waarbij eveneens een onderscheid tussen enkele en dubbele hit wordt gemaakt - kan vergeleken worden met een pony of bidet. Een ardenner is kort, dik en gedrongen (P 46), groter dan een pony maar kleiner dan een gewoon paard. Uit de antwoorden blijkt een sterke wisseling van de accentuering in pony en bidet. Pony met initiaal accent is aan het Nederlands, met finaal acent aan het Franse poney ontleend. De beginaccentuering in bidet gaat op een autonome ontwikkeling in de dialecten terug. Buiten de genoemde termen komen er nog een vrij groot aantal andere voor. Zie afbeelding 1. [JG la, lb, lc, 2c; N 8, 62a, 62b, 62c en 62d; A 4, 3; L 20, 131], [JG la, lb, lc, 2c; N 8, 62a, 62b, 62c en 62d; A 4, 3; L 20, 3] I-9
klein persoon onderdeur: heer is n oonderdeur (Maastricht) klein van gestalte [N 10 (1961)] III-1-1
klein van gestalte klein: her is kleijn (Maastricht), klein van postuur: heer is klein vaan pestŭŭr (Maastricht), klein van stuk: heer is klein vaan stök (Maastricht) klein van gestalte [N 10 (1961)] III-1-1
klein wolkje schapenwolkje: sjaopəwölləkskə (Maastricht), wolkje: e wōllekske (Maastricht), wölkske (Maastricht), wölkskə (Maastricht), wöllekske (Maastricht, ... ), ə wölkskə (Maastricht), ə wölləkskə (Maastricht), əwèùləkskə (Maastricht) klein wolkje [oliester] [N 81 (1980)] III-4-4
kleindochter kleindochter: klei(n)dochter (Maastricht), kleͅi̯ndoxtər (Maastricht), kleͅi̯ndōͅxtər (Maastricht), kleͅi̯ndoͅxtər (Maastricht, ... ), kléjndóchtər (Maastricht), kleindochtertje: kleͅi̯ndø͂ͅxtərkə (Maastricht), kleinkind: kleͅi̯nkēnt (Maastricht) kleindochter [DC 05 (1937)], [ZND 11 (1925)] III-2-2
kleine boerderij boerderijtje: burdǝręi̯kǝ (Maastricht), keuterboerderij: kōtǝlburdǝręi̯ (Maastricht) Bij keuterij, e.d. in het noorden van de Nederlandse provicie wordt uitdrukkelijk opgemerkt dat de keuterboer gewoonlijk ook in dagloondienst is en géén paard bezit; zijn grond beslaat niet meer dan drie tot vijf hectaren. Ook hier vindt men, naast specifieke terminologie met name met het element keuter, ook veel omschrijvende benamingen met klein en diminutiva. Voor de fonetische documentatie van het type boerderij, zie het lemma "Boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2c; A 30A, 3a, 3b en 3d; L 22, 1b; monogr.; add. uit L 38, 22] I-6
kleine bouwladder trapje: trɛpkǝ (Maastricht) Kleine ladder van ongeveer 1.75 m lengte die voornamelijk wordt gebruikt voor het werk binnenshuis. [N 32, 9b; monogr.] II-9