e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
meevaller bof: bòf (Maastricht), boffen (ww.): bóffe (Maastricht), bəffə (Maastricht), meevallertje: mèt vellerke (Maastricht), profijt: profiet (Maastricht), proofīēt (Maastricht), snapje: sjnépkə (Maastricht), toeval: touwval (Maastricht), towval (Maastricht), voordeel: veurdeil (Maastricht, ... ) een voordeel dat bij toeval verkregen wordt [trek, roef, roefel, brentje, hasard, bijval] [N 89 (1982)] III-3-1
mei mei: mei (Maastricht), mēͅj (Maastricht), meͅi (Maastricht), De meij stónt op t taak en iech mòs traktere.  meij (Maastricht) De tak, struik of vlag die geplaatst wordt op huizen in aanbouw. [N 88 (1982)] || Mei: c) versierde tak, groene tak of boompje op een onderdak gebracht huis. III-3-2
meiboom mei: meͅj (Maastricht), mę.j (Maastricht), mɛj (Maastricht), meiboom: meibaom (Maastricht), De - planten, doen ze nog altied elik jaor in Vallekeberreg.  meijboum (Maastricht), meiden: meͅideͅn (Maastricht) De omstreeks 1 mei op het dorpsplein opgerichte boom die, met linten en kransen versierd, het middelpunt van allerlei volksvermaken vormde [meiboom]. [N 88 (1982)] || Meiboom: groene afgehouwen boom, met linten enz. versierd en in Zuidlimb. dorpen op bepaalde plaatsen opgesteld. || Versierde tak, kleine boom of vlag die op de nok van een onderdak gebracht huis wordt geplaatst. [N 88, 183; monogr.] II-9, III-3-2
meid, dienstmeid dienstmaagd: dēnsmǭx (Maastricht), maagd: mēx (Maastricht), mǭx (Maastricht) Meid is een noordelijke vorm, een samentrekking uit maged, maagd. Kok en keukense slaan op de keukenmeid. Dienstbode is een expansie uit de (Noord-)Nederlandse standaardtaal. [L 1, a-m; L 1u, 156; L 38, 10; RND 118; R 12, 30; S 6 en 23; Wi 6; monogr.] I-6
meidoorn doorn: deun (m) (Maastricht), haag: als de meidoorn bloeit (in het wild) zegt men wel: de haag bleujt. de vruchten heten ook haagappele (roode besjes)  haag (Maastricht), haagdoorn: -  haogdoorn (Maastricht), zie ook ZND24, 039a/b, apart ingevoerd  ha:xdo:rən (Maastricht), meidoorn: -  meidörn (Maastricht) haagdoorn [ZND 01 (1922)] || meidoorn [DC 13 (1945)] III-4-3
meikever grondzuiker: gróndzuker (Maastricht), meikever: meijkever (Maastricht, ... ), meikever (Maastricht, ... ), meikevər (Maastricht), meikéver (Maastricht), Endepols  mei-kaver (Maastricht), meijkever (Maastricht), meikever (Maastricht), ideosyncr.  meikever (Maastricht), ook in ZND 01u, 159 en ZND 16, 005;  meͅjkēvər (Maastricht), WBD/WLD  meijkeevər (Maastricht), meikeevər (Maastricht), meikever (Maastricht), mééjkeevər (Maastricht), WLD  meikeevər (Maastricht), meikever (Maastricht), molenaar: meu-lənēr (Maastricht), mêuleneer (Maastricht) Hoe noemt u de meikever: een soort kever, 24-30mm lang; met dekschild, de poten en sprieten zijn bruinrood, de kop en het borststuk zwart met op de onderzijde een dichte witte beharing; de buiksegmenten zijn zwart met aan elke zijde een opvallende, helwit [N 83 (1981)] || meikever [ZND 01 (1922)], [ZND m] || meikever, algemeen [DC 18 (1950)] || meikever, soort III-4-2
meikoningin meikoningin: meikeuningin (Maastricht), meͅik"neŋen (Maastricht) Het gebruik om op 30 april of een dag in mei een meisje tot koningin of een jongen tot koning te kiezen [meikoningin]. [N 88 (1982)] III-3-2
meineed meineed: meineed (Maastricht), meineid (Maastricht), valse eed: valse eid (Maastricht), valsen eid (Maastricht) een valse eed, meineed [N 96D (1989)] III-3-1
meineed plegen een valse eed afleggen: ne valsen eid aoflègke (Maastricht) een meineed doen, een valse eed afleggen [N 96D (1989)] III-3-1
meiraap meiknolletje: Endepols (? meikkuulkes - onduidelijk)  meiknulkes (Maastricht), reube: Endepols  reub (Maastricht, ... ), WBD/WLD  reubə (Maastricht), WLD  reubə (Maastricht), scheut: WLD  sjeut (Maastricht) De meiraap, een vroege variëteit van de raap (meiraap, tolletje, knolletje, kelen, raap). [N 82 (1981)] I-7