e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
nachtmis nachtmis: de mach-mès (Maastricht), nachmes (Maastricht), nachmès (Maastricht), nachtmès (Maastricht), nagmès (Maastricht), nàchmès (Maastricht) De mis die snachts wordt gedaan, nachtmis. [N 96C (1989)] III-3-3
nachtpak hansop: Van Dale: hansop, 2) wijd kledingstuk, gelijkende op de kleding der hansworsten, soort van overall, m.n. als nachtgewaad voor kinderen. vgl. WNT hanssop -hansop. 4) Bij overdracht. Naam voor een kleedingstuk (als nachtgewaad voor kinderen nog in gebruik), gelijkende op het gewaad van den hanssop, en bestaande uit lijf en broek met lange pijpen aan één stuk.  hansjop (Maastricht), hansop (Maastricht, ... ) nachtpak, overall-achtig ~ met een klep aan de achterkant [hansop] [N 25 (1964)] III-1-3
nachtvlinder nachtpepel: nachtpiepel (Maastricht) nachtuiltje, nachtvlinder [DC 18 (1950)] III-4-2
nachtzwaluw steenbok: steinbok (Maastricht), steinbók (Maastricht) nachtzwaluw || nachtzwaluw (27 vrij zeldzame zomervogel; meest op de hei; bruin met allerlei streepjes en vlekjes; overdag onvindbaar; maakt geen nest; roep ratelend [errrrrr-orrrrr] [N 09 (1961)] III-4-1
nadeel nadeel: naodeil (Maastricht, ... ), schade: schäöj (Maastricht), sjaoj (Maastricht, ... ), sjaoj bezörrige (Maastricht) het nadeel dat voor iemand uit een gebeurtenis of handeling voortvloeit [schade, schaai, scha, nadeel] [N 85 (1981)] || nadeel, schade III-1-4
nageboorte koek: kook (Maastricht), nageboorte: naogeboorte (Maastricht, ... ), naogəboortə (Maastricht) menselijke nageboorte [N 10C (zj)] || nageboorte III-2-2
nageboorte van de koe bed: bɛt (Maastricht) [N 3A, 57a; JG 1a, 1b; A 33, 19b; monogr.] I-11
nageboorte van het paard nageboorte: nǭgǝbōrtǝ (Maastricht) Moederkoek die na de geboorte van het veulen afkomt. [A 33, 19a; N 8, 54 en 55] I-9
nagel nagel: nagel (Maastricht, ... ), nāgel (Maastricht), nāgəl (Maastricht) nagel [DC 01 (1931)], [ZND m] III-1-1
nagelijzer nagelijzer: nāgǝlīzǝr (Maastricht) Stuk ijzer met ronde en vierkante gaten van verschillende afmetingen, waarin men de pinnen van de nagels plaatst om er een kop aan te slaan. Het nagelijzer wordt ook gebruikt voor het vormen van de koppen aan klinknagels. Zie ook afb. 217. Koperen klinknagels werden vroeger volgens de zegsman uit L 210 gedraaid uit koperen plaat en vervolgens door het ɛklinknagelijzerɛ geslagen, waardoor er een kop op kwam. In L 329 werd het van verschillende ronde, vierkante en platte gaten van verschillende afmetingen voorziene nagelijzer boven het schroodgat van het aambeeld gelegd. De klinknagel werd vervolgens in één van deze gaten geplaatst. Door met een hamer op de voorgestuikte kop van de klinknagel te slaan nam deze de vorm aan van het betreffende gat. De kop werd afgewerkt met een ɛdopperɛ Zie ook de toelichting bij het lemma ɛdopperɛ.' [N 33, 292; N 33, 332; N 66, 19] II-11