18237 |
oorring |
belletje:
belkes (Q095p Maastricht),
oorbel:
oerbel (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
oerbel(le) (Q095p Maastricht),
oerbelle (Q095p Maastricht),
oerbellə (Q095p Maastricht),
oerbèl (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
oerbèllə (Q095p Maastricht),
ōērbèèl (Q095p Maastricht)
|
zilveren of gouden ring die in elk van beide oren gedragen wordt [oorbel, bel, slinger] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
17873 |
oorveeg |
draai:
drej (Q095p Maastricht),
drèj (Q095p Maastricht),
oorveeg:
oervijg (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
wats om de oren:
n wats geve um de oere (Q095p Maastricht)
|
Oorveeg: slag om de oren (raps, oorveeg, opneuker, mot, blamot, appelvlink, sabelets, pees, lap, draai, laps, klap, lek, konkel, fleer, hababbel). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19409 |
oorvormig handvat |
hengel:
hingel (Q095p Maastricht),
hengeltje:
hingelke (Q095p Maastricht),
oor:
oer (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht)
|
oorvormig handvat || Oorvormig handvat van b.v. een kopje, pan, kan etc. (oor, handsvat, handvat) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
32519 |
oorwissen |
oorwissen:
ūǝrwesǝ (Q095p Maastricht)
|
De wissen waaruit de handvatten worden vervaardigd. Zie ook afb. 278. De respondent uit Sint-Truiden (P 176) merkte op dat men voor de oren van een plukkorf riet uit Indonesië gebruikte. Men betrok dit via Antwerpse handelaren. [N 40, 73]
II-12
|
24361 |
oorworm |
oorworm:
oerwurm (Q095p Maastricht),
oerwurm (mv.) (Q095p Maastricht),
oerwörm (Q095p Maastricht),
oerwörrem (Q095p Maastricht),
oorworm, duizendpoot
oerwörrem (Q095p Maastricht)
|
oorworm || oorworm (firficula auricularia) [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
20056 |
oostindische kers |
kappertje:
-
kappertje (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
oostindische kers:
Spelling: "fonetisch
oosindiesə kers (Q095p Maastricht),
Spelling: \"fonetisch\
oosindiesə kers (Q095p Maastricht)
|
[DC 60A (1985)] [N 92 (1982)]oostindische kers (Tropaeolum majus L.) [DC 60a (1985)] || Oostindische kers (tropaeolum majus nana). De bladeren zijn roodachtig met 5 zeer stompe hoeken, ze zijn iets grijsgroen. De kelk is geel. De kroonbladeren zijn oranje tot lichtgeel, aan hun voet met franje. De onrijpe vruchten worden in azijn ingemaakt, [N 92 (1982)]
I-7, III-2-1
|
24868 |
oot |
moederkoren:
?
moederkoren (Q095p Maastricht)
|
oot [wilde haver] [DC 30 (1958)]
III-4-3
|
23198 |
op bedevaart gaan |
bedeweg doen:
beijweeg doen (Q095p Maastricht),
beiweeg doen (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
bɛjwe‧ch du‧n (Q095p Maastricht),
bedeweg gaan:
bèjweeg goon (Q095p Maastricht),
de bedeweg doen:
note v.d. invuller (zie laatste bladzijde):
de beijweei̯g dōēn (Q095p Maastricht),
een bedeweg doen:
ene beijweeg doen (Q095p Maastricht),
ne beijweeg doen (Q095p Maastricht),
ne beiweeg doen (Q095p Maastricht),
u:nne bei.jwee:g doe.n (Q095p Maastricht),
unne beijweeg doen (Q095p Maastricht),
een bedeweg maken:
⁄ne beijweeg make (Q095p Maastricht),
een gang doen:
⁄ne gaank doen (Q095p Maastricht),
op bedevaart gaan:
op bedevaart goon (Q095p Maastricht),
op bedevaart nao X (Q095p Maastricht),
op beedevaart goon (Q095p Maastricht),
òp bedəvaart gaon (Q095p Maastricht),
op bedeweg gaan:
op beiweeg goon (Q095p Maastricht),
Gaank alleen voor: Haarder gaank doen (Bedevaart naar Borgharen, St. Cornelis).
op bèjweeg goon (Q095p Maastricht)
|
Bedevaart doen [ne gank doon]. [N 06 (1960)] || Bedevaren. [ZND 01 (1922)] || Een bedevaart doen, op bedevaart gaan [beewegen, beevaarden, bèèverte]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
25358 |
op de borrel gaan |
goed vet:
gōt vɛt (Q095p Maastricht)
|
Voordat een varken geslacht wordt, komen de buren het prijzen in de hoop op een borrel te worden getrakteerd. Ook komt het voor dat dit gebeurt, als het varken gedood is. Soms blijven de inspanningen die men zich voor de borrel moet getroosten beperkt tot wat prijzende woorden, soms helpt men even mee het varken op de grond te trekken of het dier vast te houden, zodat de slachter het de keel kan doorsnijden. [N 28, 4]
II-1
|
25564 |
op de juiste temperatuur |
de juiste warmte:
dǝ šøstǝ wɛrǝmtǝ (Q095p Maastricht),
gegangen:
gǝgāŋǝ (Q095p Maastricht),
schone, frisse deeg:
šuǝnǝ fresǝn dęjx (Q095p Maastricht)
|
Gezegd van gerezen deeg. Het vocht in het deeg is de warmtebron. Door het vocht te verwarmen brengt men het deeg op de juiste temperatuur. De goede temperatuur is van groot belang voor de kwaliteit van het produkt. Te warme degen zullen droog brood geven, dat spoedig kruimelig wordt, terwijl te koude degen een brood opleveren dat klein van stuk en wreed van scheuring is (Schoep blz. 95). Volgens de informanten van K 359, L 270, en Q 121e was eertijds het bepalen van de juiste temperatuur een kwestie van aanvoelen of voelen met de handen. De goede temperatuur zou volgens de informant van L 269a zijn ¬± 28¬∞C. In dit lemma komen verschillende grammaticale categorieën voor. [N 29, 28b; monogr.]
II-1
|