e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
oorring belletje: belkes (Maastricht), oorbel: oerbel (Maastricht, ... ), oerbel(le) (Maastricht), oerbelle (Maastricht), oerbellə (Maastricht), oerbèl (Maastricht, ... ), oerbèllə (Maastricht), ōērbèèl (Maastricht) zilveren of gouden ring die in elk van beide oren gedragen wordt [oorbel, bel, slinger] [N 86 (1981)] III-1-3
oorveeg draai: drej (Maastricht), drèj (Maastricht), oorveeg: oervijg (Maastricht, ... ), wats om de oren: n wats geve um de oere (Maastricht) Oorveeg: slag om de oren (raps, oorveeg, opneuker, mot, blamot, appelvlink, sabelets, pees, lap, draai, laps, klap, lek, konkel, fleer, hababbel). [N 84 (1981)] III-1-2
oorvormig handvat hengel: hingel (Maastricht), hengeltje: hingelke (Maastricht), oor: oer (Maastricht, ... ) oorvormig handvat || Oorvormig handvat van b.v. een kopje, pan, kan etc. (oor, handsvat, handvat) [N 79 (1979)] III-2-1
oorwissen oorwissen: ūǝrwesǝ (Maastricht) De wissen waaruit de handvatten worden vervaardigd. Zie ook afb. 278. De respondent uit Sint-Truiden (P 176) merkte op dat men voor de oren van een plukkorf riet uit Indonesië gebruikte. Men betrok dit via Antwerpse handelaren. [N 40, 73] II-12
oorworm oorworm: oerwurm (Maastricht), oerwurm (mv.) (Maastricht), oerwörm (Maastricht), oerwörrem (Maastricht), oorworm, duizendpoot  oerwörrem (Maastricht) oorworm || oorworm (firficula auricularia) [DC 18 (1950)] III-4-2
oostindische kers kappertje: -  kappertje (Maastricht, ... ), oostindische kers: Spelling: "fonetisch  oosindiesə kers (Maastricht), Spelling: \"fonetisch\  oosindiesə kers (Maastricht) [DC 60A (1985)] [N 92 (1982)]oostindische kers (Tropaeolum majus L.) [DC 60a (1985)] || Oostindische kers (tropaeolum majus nana). De bladeren zijn roodachtig met 5 zeer stompe hoeken, ze zijn iets grijsgroen. De kelk is geel. De kroonbladeren zijn oranje tot lichtgeel, aan hun voet met franje. De onrijpe vruchten worden in azijn ingemaakt, [N 92 (1982)] I-7, III-2-1
oot moederkoren: ?  moederkoren (Maastricht) oot [wilde haver] [DC 30 (1958)] III-4-3
op bedevaart gaan bedeweg doen: beijweeg doen (Maastricht), beiweeg doen (Maastricht, ... ), bɛjwe‧ch du‧n (Maastricht), bedeweg gaan: bèjweeg goon (Maastricht), de bedeweg doen: note v.d. invuller (zie laatste bladzijde):  de beijweei̯g dōēn (Maastricht), een bedeweg doen: ene beijweeg doen (Maastricht), ne beijweeg doen (Maastricht), ne beiweeg doen (Maastricht), u:nne bei.jwee:g doe.n (Maastricht), unne beijweeg doen (Maastricht), een bedeweg maken: ⁄ne beijweeg make (Maastricht), een gang doen: ⁄ne gaank doen (Maastricht), op bedevaart gaan: op bedevaart goon (Maastricht), op bedevaart nao X (Maastricht), op beedevaart goon (Maastricht), òp bedəvaart gaon (Maastricht), op bedeweg gaan: op beiweeg goon (Maastricht), Gaank alleen voor: Haarder gaank doen (Bedevaart naar Borgharen, St. Cornelis).  op bèjweeg goon (Maastricht) Bedevaart doen [ne gank doon]. [N 06 (1960)] || Bedevaren. [ZND 01 (1922)] || Een bedevaart doen, op bedevaart gaan [beewegen, beevaarden, bèèverte]. [N 96C (1989)] III-3-3
op de borrel gaan goed vet: gōt vɛt (Maastricht) Voordat een varken geslacht wordt, komen de buren het prijzen in de hoop op een borrel te worden getrakteerd. Ook komt het voor dat dit gebeurt, als het varken gedood is. Soms blijven de inspanningen die men zich voor de borrel moet getroosten beperkt tot wat prijzende woorden, soms helpt men even mee het varken op de grond te trekken of het dier vast te houden, zodat de slachter het de keel kan doorsnijden. [N 28, 4] II-1
op de juiste temperatuur de juiste warmte: dǝ šøstǝ wɛrǝmtǝ (Maastricht), gegangen: gǝgāŋǝ (Maastricht), schone, frisse deeg: šuǝnǝ fresǝn dęjx (Maastricht) Gezegd van gerezen deeg. Het vocht in het deeg is de warmtebron. Door het vocht te verwarmen brengt men het deeg op de juiste temperatuur. De goede temperatuur is van groot belang voor de kwaliteit van het produkt. Te warme degen zullen droog brood geven, dat spoedig kruimelig wordt, terwijl te koude degen een brood opleveren dat klein van stuk en wreed van scheuring is (Schoep blz. 95). Volgens de informanten van K 359, L 270, en Q 121e was eertijds het bepalen van de juiste temperatuur een kwestie van aanvoelen of voelen met de handen. De goede temperatuur zou volgens de informant van L 269a zijn ¬± 28¬∞C. In dit lemma komen verschillende grammaticale categorieën voor. [N 29, 28b; monogr.] II-1