e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
opstaan op: op (Maastricht) Voermansroep om het paard op te doen staan. [N 8, 95j] I-10
opstapelen van graanzakken ophopen: ǫphø̜i̯pǝ (Maastricht) Zakken met graan op een hoop zetten. [L 27, 24] I-4
opsteker opsteker: ǫpstēkǝr (Maastricht) Degene die het hooi met de oogstgaffel opsteekt naar de optasser op de wagen. [N 14, 121a; A 34, 3a] I-3
optassen, vouwen rondellen: rondellen (Maastricht) Het eigenlijke laden van het hooi op de wagen. Vooral op de Kempense ladderkarren, zonder dichte zijschotten (zie het lemma ''hooikar'') is dit laden een zorgvuldig karwei: de bussels hooi worden dan met een draaiende slag, een "vouw", vast tegen elkaar aan gestapeld. Om praktische redenen moest er met zorg geladen worden: er moest immers zoveel mogelijk hooi op de wagen geladen worden; maar ook om redenen van beroepstrots: een goedgeladen oogstwagen is de trots van de boer. Om een slechtgeladen wagen zal hij worden bespot. [N 14, 120; A 34, 6] I-3
optasser lader: lǭi̯ǝr (Maastricht) Degene die, staande op de kar, het hooi van de opsteker aanneemt en het er opstapelt. [N 14, 121b; A 34, 3b] I-3
optilbaar hek hek: hęk (Maastricht) Het niet draaiend maar uitneembaar hek aan de ingang van een wei. [N 14, 68b; A 25, 5e; monogr.] I-8
optillen l?ften (du.): luufte (Maastricht), luuftə (Maastricht), lūfte (Maastricht), lyftə (Maastricht), lichten: løͅchtə (Maastricht), opl?ften (~du.): opluffe (Maastricht), oplufte (Maastricht), òplüftə (Maastricht), oplichten: opluuchte (Maastricht) (Op)heffen, tillen: in de hoogte heffen (beuren, heffen, tillen, lichten). [N 84 (1981)] || dat kan ik opheffen [ZND 26 (1937)] || heffen [ZND m] || heffen (hij hief op) [ZND 01 (1922)] || optillen [RND] III-1-2
optoppen, oplangen opbinden: ǫp˱bendǝ (Maastricht), uittrekken: ūttrɛkǝ (Maastricht) De steiger verhogen door de staanders met behulp van palen, de zgn. 'optoppers', te verlengen. De optoppers worden door middel van touwen aan de staanders gebonden en ze rusten op een op de staander gespijkerde, houten klos. [N 32, 5a; monogr.] II-9
optopper opbinder: ǫp˱bendǝr (Maastricht) Houten paal waarmee de staander wordt verlengd. De optoppers worden met touwen aan de staanders vastgebonden en rusten op houten klossen die op de staanders zijn bevestigd. Zie ook afb. 19. [N 32, 5b] II-9
optrekken optrekken: ǫptrɛkǝ (Maastricht) De aangezette wort met een schop of door middel van samengeperste lucht roeren. Daardoor wordt de wort beter gemengd en belucht. [N 35, 66; N 35, 65] II-2