e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rijntakken twee armen: twi ɛrǝm (Maastricht) De twee of vier uitstekende armen van de rijn die in de bovenste steen zijn ingewerkt. Zie ook afb. 80. Het woorddeel ørijnŋ- is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛrijnɛ.' [N O, 15b; N D, 19; Vds 131; Jan 123; Coe 101; Grof 121; A 42A, 20] II-3
rijp rijp: rīēp (Maastricht) rijp [RND] III-2-3
rijp vormen, rijpen de bomen zijn vet: omschrijving  də böjm zīm vet (Maastricht), het vriest dat het kraakt: ut vruis tot ut kraak (Maastricht), rouwvriezen: rauw vröze (Maastricht), rouwvrosten: ⁄t heet geroeveros (Maastricht) rijm, bevroren dauw of nevel die zich afzet op de takken [waterrijm, roevros] [N 22 (1963)] || vriezen zodanig dat zich rijm op de bomen vormt [rouwvorsten, rijmen] [N 22 (1963)] III-4-4
rijp, rijmx ijzel: iezel (Maastricht), rijm: riem (Maastricht), rijm (Maastricht), rijp: riep (Maastricht), rièp (Maastricht), rouwvrost: rauwvrös (Maastricht), roev(e)ros (Maastricht), roevros (Maastricht, ... ), roewrost (Maastricht), rōēveras (Maastricht) rijm (rijp, ijzel) [ZND 06 (1924)] || rijm, bevroren dauw of nevel die zich afzet op de takken [waterrijm, roevros] [N 22 (1963)] || rijm, rijp, bevroren dauw of mist || rijp, rijm [DC 48 (1973)] || vriezen zodanig dat zich rijm op de bomen vormt [rouwvorsten, rijmen] [N 22 (1963)] III-4-4
rijp, volgroeid rijp: ri.p (Maastricht) I-7
rijshout, bonenstaak bonengard: boen(e)geert (Maastricht), boenegeert (Maastricht), bonenstaak: boenestaak (Maastricht, ... ), bonenstek: boenestek (Maastricht, ... ), erwtenrijs: erreteries (Maastricht), rijs: ries (Maastricht), rīs (Maastricht), stekje: stèkskes (Maastricht) bonenstaak || Erwtenrijzers, twijgen waartegen bepaalde erwten groeien [N P (1966)], [ZND 06 (1924)] || rijs waaraan erwten opklimmen || rijst I-7
rijskast rijskast: ręjskas (Maastricht, ... ) De kast - meestal een onderdeel van een (modernere) oven - waarin de narijs plaatsvindt. Vraag N29, 39a ("Waar vindt deze narijs plaats?") is door de verschillende antwoorden in verschillende lemmata gesplitst. Algemene benamingen als bakkerij (in L 270, 292, 372, 377, 383, Q 99*, 121e, 198b), een warme plaats (in L 318b, 414) een keuken (in Q 28), het bakhuis (in Q 3, 121c), bakker (L 250), onder een zak (Q 121), tussen deegkleedjes (Q 20) zijn niet fonetisch gedocumenteerd. [N 29, 39a; N 29, 37] || De kast waarin de bolrijs plaatsvindt. In vraag N 29, 35b werd gevraagd in het algemeen waar de bolrijs geschiedde. Het gevolg was een aantal opgaven dat een algemene plaatsaanduiding inhield. Zo gaf men voor de "plaats van de bolrijs" benamingen op als bakkerij (in K 314, L 270, Q 198b), bakhuis (in Q 3, 28, 121, en Q 191), verwarmd vertrek (in Q 30) of warme plaats bij de oven of het fornuis (in L 414, L 318b en L 321), tussen of op meelzakken (in L 331 en L 432) of op hortjes (in Q 112). Deze benamingen zijn niet fonetisch gedocumenteerd. [N 29, 35b; N 29, 35a; N 29, 105e] II-1
rijstebrij rijstepap: rieste pap (Maastricht), riestepap (Maastricht, ... ), riestəpap (Maastricht), rīēstəpap (Maastricht), rijstpap: In de hiemel ete de kinderkes riestepap mèt zèllevere lepelkes E kumpke fluitert of riespap in vol talleure  riespap (Maastricht) brij; Hoe noemt U: Half vast, half vloeibaar gekookt gerecht van een heel of half gemalen graansoort (gort of meel) of rijst (brij, kwet, prol, pap) [N 80 (1980)] || rijstepap III-2-3
rijstevlaai rijstvlaai: riestvlaoj (Maastricht), Eder jóng kreeg ¯ne pot beer mèt e viedel riestevlaoj  riestvlaoj (Maastricht) rijstevla || vla bedekt met spijs van rijst III-2-3
rijtuig gespan: gǝspān (Maastricht) Personenvoertuig, waarbij niet de huifkar bedoeld wordt. Gezien het feit dat het hier om zaken gaat die reeds lang verdwenen zijn, is de verwarring rond de dialecttermen groot. Dit lemma is samengesteld uit de antwoorden op algemene vragen als "hoe noemt u een tweewielig rijtuig" die geen betrekking hebben op een specifieke soort. Ook de meer algemene antwoorden die in N 101 bij de vragen naar bepaalde soorten rijtuigen opgegeven werden, zijn hier verwerkt. De veel voorkomende opgaven "koets" en "sjees", de bekendste vier- en tweewielige rijtuigen, zijn in de betreffende lemmata opgenomen. [N 101, 1-14; N G 51; L 1 a-m; L 28, 24; L 36, 70; LA 288; S 18, 30; Wi 16; monogr] I-13