e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rins amper: amper (Maastricht, ... ), gēēt āmpər zién (Maastricht), rins: rins (Maastricht, ... ), rinzig: rinsig (Maastricht), zurig: zoerich (Maastricht), zoerig (Maastricht, ... ), zurig (Maastricht), zuur: zoer (Maastricht, ... ), zuursig: zoersig (Maastricht), zuurzig (Maastricht), zuurzoet: zoerzeut (Maastricht), zōerzeŭt (Maastricht), ¯ne zoerzuuten appel  zoerzuut (Maastricht) Een rinse smaak (zuurzoet, gelijk sommige suikerbonbons). [ZND 41 (1943)] || lichtelijk zuur smakend (rins, zurig) [N 91 (1982)] || zuur en zoet beide, lichtzuur || zuurzoet III-2-3
riool goot: geut (Maastricht), göt (Maastricht), greppel: gröppəl (Maastricht), riolering: riolering (Maastricht, ... ), rĭĕjooleering (Maastricht), riool: riejool (Maastricht, ... ), rijool (Maastricht), riool (Maastricht, ... ), rəjōl (Maastricht), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: deze lijst heb ik letterlijk, zoals invuller het genoteerd heeft overgenomen!  rĭĕjool (Maastricht) het stelsel van buizen en kanalen voor het afvoeren v an vuil water [riool, geul, grip] [N 90 (1982)] || Riool (onderaardse buis tot afvoer van vuil water, enz.). [ZND 06 (1924)] III-3-1
rips rips: reps (Maastricht) Dichtgeweven, geribde stof, oorspronkelijk van katoen maar later ook van andere stof. [N 62, 79b; MW; monogr.] II-7
rist pile: pi.l (Maastricht) Een aantal paren klompen die met behulp van een ristband aan elkaar gebonden zijn. Ieder paar wordt met de hak in de klompopening van het voorafgaande paar geplaatst; de neuzen van de klompen wijzen daarbij paarsgewijze om en om naar buiten. Zie ook afb. 256. [N 97, 130 add.; A 29a, add.; monogr.] II-12
rit hele weg: dən hielə weeg (Maastricht), rit: rit (Maastricht, ... ), ritje: ritsjə (Maastricht), tocht: toch (Maastricht, ... ), tochtje: töchske (Maastricht), toer (<fr.): toer (Maastricht), trek: trèk (Maastricht), weg: weeg (Maastricht) de afstand afgelegd te paard, per fiets, per auto of op de schaats (tocht, rit) [N 90 (1982)] III-3-1
ritsbeitel van de hoefsmid ritsbeitel: rets˱bęjtǝl (Maastricht) De beitel waarmee men een gleuf maakt in de onderkant van het hoefijzer. Zie ook afb. 225. Meestal wordt als ritsbeitel een stokbeitel gebruikt, een beitel die los aan een steel bevestigd kan worden. In de rits worden op de plaats waar de hoefnagels komen te zitten met een hoefijzerstamper gaten in het metaal gedreven voor de nagelkoppen. Die gaten worden dan vervolgens met behulp van een hoefijzerdoorslag doorgeslagen. [N 33, 362] II-11
ritselen knisperen: knispere (Maastricht), ritselen: ritsele (Maastricht, ... ), ritsələ (Maastricht, ... ) een zacht, onregelmatig, schuifelend, ruisend of krakend geluid geven [ritselen, rispelen, snirsen, krimmelen] [N 91 (1982)] || ritselen [ZND m] III-4-4
ritsijzer ritsijzer: rets˱īzǝr (Maastricht) Hoefijzer waarin een rits of gleuf is aangebracht waarin zich de gaten voor de hoefnagels bevinden. Zie ook afb. 223. [N 33, 353] II-11
ritssluiting rits: rets (Maastricht), rits (Maastricht), ritssluiting: ritssleting (Maastricht) Ritssluiting [DC 64 (1989)] || Treksluiting, sluitmiddel voor kleppen van kledingstukken, tassen en dergelijke, bestaande uit twee stroken met metalen klauwtjes die door een verschuifbaar plaatje in elkaar gehaakt worden (Van Dale, pag. 2417). [N 62, 63; MW] II-7, III-1-3
riviergrondel geuvie: govie (Maastricht), gō.vie (Maastricht), Endepols  govie (Maastricht), WBD/WLD  gōōvie (Maastricht), modderkruiper: WLD  moddərkroepər (Maastricht) govie, soort vis [ZND m] || Hoe noemt u de grondel: een zoetwatervisje dat voorkomt in stromend en stilstaand water. Het is langgerekt van vorm en heeft één paar voeldraden aan de bek. Op de rug en flanken is het donker gevlekt en gestippeld met een groene of blauwachtige weerschijn [N 83 (1981)] III-4-2