e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slachtklaar rijp: rīp (Maastricht) Bij het lezen van dit lemma moet men beseffen dat het begrip "slachtklaar" door de respondenten verschillend opgevat kan zijn. De betekenis kan zijn "vet genoeg om geslacht te worden" of "gereed staande voor de slachter of het slachthuis". [N 3a, 78] II-1
slachtrijp rijp: rīp (Maastricht) Vet genoeg om geslacht te worden, gezegd van het mestkalf. [N 3A, 78] I-11
slag dadel, enz.): patš (Maastricht), klapats: klapats (Maastricht), klets: klets (Maastricht), mep: mep (Maastricht), opdonder: opdondər (Maastricht), opneuker: opneuker (Maastricht), De informant geeft aan dat dit niet om de oren slaan betekent in zijn dialect, maar wel: een opdonder krijgen.  opneuker (Maastricht), opsoffel: opsófel (Maastricht), pats: pats (Maastricht, ... ), slag: ne slaag op d`n moul kriege (Maastricht), ne slaag op d`n snoets kriege (Maastricht), sjlaag (Maastricht, ... ), slaag (Maastricht, ... ), slāch (Maastricht), slāg (Maastricht), wats: n wats geve um de oere (Maastricht), watsj (Maastricht, ... ) een muilpeer (geef gelijkbeteekenende woorden: oorvijg [ZND 01u (1924)] || Klap. Hij gaf me een klap op mijn schouders. [DC 17 (1949)] || Oorveeg: slag om de oren (raps, oorveeg, opneuker, mot, blamot, appelvlink, sabelets, pees, lap, draai, laps, klap, lek, konkel, fleer, hababbel). [N 84 (1981)] || Slag op de kaak; muilpeer (flets, fleer, plakkaat, kek, kokarde, klamats). [N 84 (1981)] || slag, klap, stoot [ZND 06 (1924)], [ZND m] || Slag, klap: een slaande beweging met het doel om te treffen (gleer, smijt, klets, wiks, batter, bats, veeg, ketter, maai). [N 84 (1981)] III-1-2
slagboom barrier: bǝrēr (Maastricht), boom: bau̯m (Maastricht) Een toegangshek in de vorm van een enkele boom die om een paal draait, aangebracht in een omheining of op een dam in een sloot bijvoorbeeld. [A 25, 5b; L 19B, 6; monogr.] I-8
slagijzer klopijzer: klǫp˱īzǝr (Maastricht), slagijzer: slāx˱īzǝr (Maastricht) Het stuk ijzer waarmee de mandenmaker het vlechtwerk dichter opelkaar slaat. Zie ook afb. 277. In Stokkem (L 423) werd dit werk met de zijkant van de hand gedaan; in Diepenbeek (Q 71) beschermde men de hand daartoe met een stuk leer. [N 40, 56; monogr.] || Platte metalen lat met handgreep waarmee de kuiper de kopband vastslaat. Zie ook afb. 226. In Maasbree (L 267) en Blerick (L 269) werd de kopband met een vuisthamer (vū.shāmǝr) vastgeslagen. [N E, 47; monogr.] II-12
slagschei schei: (mv)  šęi̯ǝ (Maastricht) De verbindingsschei(en) waarop de neergeslagen bak van de slagkar rust. [N 17, 19; N G, 56d] I-13
slagstempel letterbeitel: lɛtǝrbęjtǝl (Maastricht) Stalen staafje van ongeveer 10 cm lengte met aan de onderzijde een cijfer of letter. De slagstempel wordt gebruikt om opschriften of cijfers in metalen voorwerpen te slaan. [N 33, 268a-b] II-11
slak kelderslak: kelderslek (Maastricht), kelderslekke (Maastricht), purperslak: purperslak  pörreperslak (Maastricht), slak: sjlek (Maastricht), slak (Maastricht), slek (Maastricht, ... ), slèk (Maastricht) slak [DC 17 (1949)] || slak, alg. [ZND 06 (1924)] || slak, kelderslak || slak, soort III-4-2
slakkenhuis karakol: kərkol (Maastricht), schulp: sjöllep (Maastricht), slakkenhuis: sjlekkehoes (Maastricht), slekkehoes (Maastricht), slekkenhoes (Maastricht), slakkenhuisje: slèkkehuiske (Maastricht) slakkenhuis [DC 17 (1949)], [ZND 01 (1922)] III-4-2
slang adder: adder (Maastricht), serpent: Endepols  serpent (Maastricht), WLD  serpent (Maastricht), slang: slang (Maastricht, ... ), Endepols  slang (Maastricht, ... ), ideosyncr.  slang (Maastricht), WBD/WLD  slang (Maastricht, ... ), slàng (Maastricht), WLD  slàn-g (Maastricht), slangetje: slengske (Maastricht), WBD/WLD  slèngskə (Maastricht) Hoe noemt u het dier met een langgerekt, rolrond, door schubben bedekt lichaam zonder ledematen; het beweegt zich voort door zijn lichaam te krommen (slang, serpent) [N 83 (1981)] || slang [ZND m] III-4-2