e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sluiten (van grond) hel worden: hel weure (Maastricht), hèl weurde (Maastricht), hèlwäöre (Maastricht), verharden: vərhərdə (Maastricht) hard worden, gezegd van aarde [vervloeren, sluiten] [N 81 (1980)] III-4-4
sluiting aan de ovendeur hendel: hendel (Maastricht), rebel: rebel (Maastricht), schoude: šaw (Maastricht) Getuige de opgaven komen er verschillende manieren van sluiten voor variërend van heel eenvoudige tot meer technische. Volgens de informant van P 56 wordt er daar simpelweg een stok tegen de ovendeur geplaatst. Volgens de zegspersoon uit L 372 gebeurt dit sluiten met een (kløpǝl) door de boer, terwijl de bakker gebruik maakt van een (sxǫw). [N 29, 2c; N 29, 2a; N 29, 2b] II-1
sluitklep klep: klep (Maastricht, ... ), klèp (Maastricht), doog dat klep hoore trottoir touw"werd gezegd als de achteklep van een meisjesbroek openstond  klep (Maastricht) deze klep (klep, presenteer blad) [N 59 (1973)] || klep van een broek met sluitklep aan de voorkant [bokseslaag, presenteerblad] [N 23 (1964)] III-1-3
sluitmand sluitskorf: slutskø̜rǝf (Maastricht) In het algemeen een uit wissen gevlochten mand met een deksel. [N 40, 109; monogr.] II-12
sluitriem slotriempje: slōtrēmkǝ (Maastricht) Riempje waarmee de delen van het haamslot op hun plaats gehouden worden. [JG 1a; N 36, 13] I-10
sluitspeld bakerspang: bakerspang (Maastricht, ... ), cf. WNT s.v. "spang"2.  bakerspang (Maastricht), dubbelspang: dobbelspang (Maastricht), knipspang: knipspang (Maastricht, ... ), knipspàn-g (Maastricht), knipspàng (Maastricht), luierspang: lui-jər spang (Maastricht), sluitspang: sjleetspang (Maastricht), sleetspang (Maastricht, ... ), sloetspang (Maastricht), toespang: touspang (Maastricht), towsjpang (Maastricht), veiligheidsspeld: veiligheidspeld (Maastricht) sluitspeld; speld waarvan de punt wordt vastgezet in een dopje of haakje zodat men zich daaraan niet kan bezeren, voor de luier [toespeld, knipspeld, bakelspeld] [N 86 (1981)] III-2-2
sluitspier van de aars krent: krent (Maastricht), kringspier: kringspier (Maastricht), sluitspier: sleetspier (Maastricht) spier die de aarsopening sluit [rem] [N 10c (1995)] III-1-1
sluitsteen sluitsteen: slūtstęjn (Maastricht) De steen die als laatste in het midden van de segmentboog wordt geplaatst. [N 32, 19d; monogr.] II-9
slurpen lepsen: lepsje (Maastricht, ... ), slobberen: slóbbere (Maastricht), slöbbere (Maastricht), slurpen: schlurrepe (Maastricht), sjlèùrpə (Maastricht), sjlö.rrəpə (Maastricht), sjlörepe (Maastricht), sjlörrəpə (Maastricht), slèùrpə (Maastricht), slèùrəpə (Maastricht), slö.rrəpə (Maastricht), slörrepe (Maastricht, ... ), slörrəpə (Maastricht), extra plat streepje op de o  slörəpə (Maastricht) je moet niet zo slurpen [DC 35 (1963)] || leppen || slurpen; Hoe noemt U: Drank of vloeibaar voedsel hoorbaar opzuigen (slorpen, slurpen, slierpen, lerpen, lerwen, zabberen, slobberen) [N 80 (1980)] III-2-3
sluwe persoon gatspik: gats pik (Maastricht), gehaaide, een -: ənə gəhaaidə (Maastricht), opschepper: opsjupper (Maastricht), schlau-erik (< du.): sjlouwerik (Maastricht), schlaue (< du.), een -: slòwə (Maastricht), ənnə slowwə (Maastricht), ənə slauwə (Maastricht), schlaue (du.) vent: sjlouwe vent (Maastricht), schlemiel: slummiel (Maastricht) een vindingrijk persoon maar in ongunstige zin [kuilotter] [N 85 (1981)] || sluwe, slimme vent III-1-4