e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
varken van vier tot acht weken speenbag: spēbak (Maastricht), spēnbak (Maastricht), speetbag: spētbak (Maastricht), speetbagje: spēbɛkskǝ (Maastricht) [N 76, 3b; L 37, 49f; monogr.] I-12
varkenshaar haren (mv.): hǭrǝn (Maastricht) De haargroei op het varkenslijf. [N 28, 31; monogr.] I-12
varkensrib karbonade: ¯n kerremonaot, zoe haaf gebroje Pas had ze häöre kraanke maan ¯n gebroje kerremonaot en e paar sjeermoule laote gebruke, of ¯r woort opins erreger  kerremonaot (Maastricht) runder of varkensrib III-2-3
varkensstal, varkenshok varkenshuis: vɛ̄.rǝkǝshūs (Maastricht), varkenskot: vɛ.rǝkǝskǫt (Maastricht), varkensstal: vɛ.rǝkǝs[stal] (Maastricht) De stal of het deel van de stal waarin zich de varkenshokken bevinden. Doorgaans wordt er geen onderscheid gemaakt in de aanduiding van de stal in de zin van het gebouw of deel daarvan en in die van het hok, de houten constructie waarin de varkens zich bevinden. De opgaven waarbij wèl is aangegeven dat zij betrekking hebben op het houten hok, staan achter in het lemma bijeen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.3). Zie ook de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [N 5A, 60a en 60b; N 5, 105c; A 10, 9d en 9e; L 38, 27; S 39 en 50; monogr.] I-6
varkenstrog trog: trō.x (Maastricht), trōx (Maastricht), trǫx (Maastricht), varkenstrog: vɛrǝkǝstrō.x (Maastricht), voerbak: vōrbak (Maastricht) De vaste voerbak in een varkenshok voor het vloeibare voedsel. [N 5A, 60d; A 4, 4d; L 8, 19; L 20, 4d] || De vaste voerbak in een varkenshok voor het vloeibare voedsel. Het lemma ''varkenstrog'' is behandeld in wld I.6 (2.4.3). Hier worden enkele aanvullende gegevens vermeld. [N 18, 31; monogr.] I-12, I-6
varkensvet reuzel: reuzel (Maastricht), smout: smaajt (Maastricht), In plaats van boter smeerde ze zich smaajt op hun broed  smaajt (Maastricht), reuzel, gesmolten gebruikte men in de dertige jaren als broodsmeersel i.p.v. dure margarine  smaajt (Maastricht) gesmolten reuzelvet || olie; Hoe noemt U: De vette vloeistof die b.v. gebruikt wordt bij het aanmaken van sla of het braden van vlees (smout, olie) [N 80 (1980)] || reuzel [DC 17 (1949)] || smout III-2-3
vast derf: is ongaar  derref broed (Maastricht), doorbakken: doorbakken (Maastricht), klee: ⁄t broet is klīē (Maastricht), kluit: ene kluut (Maastricht), kluut (Maastricht), arch.  kluut (Maastricht) doorbakken; Hoe noemt U: Zwaar gebakken, gezegd van brood (derf, klut, klei, knoef, kluit) [N 80 (1980)] III-2-3
vast varkensvoer baggenvoer: baqǝvōr (Maastricht), varkensvoer: vɛrǝkǝsvōr (Maastricht) [N 76, 39; monogr.] I-12
vaste bloedmassa pruik: pryk (Maastricht) In het bloed zit de stof fibrine die het bloed doet stollen. Tijdens het kloppen van het bloed vormt deze stof een vaste, draderige massa om de vingers, het strootje of het houtje. [N 28, 18; monogr.] II-1
vaste boord bandje: bendsje (Maastricht, ... ), bensje (Maastricht), ook p. 28, z. band -  bensje (Maastricht), boordje: In de betekenis van losse halskraag steeds verkl.  bäördsje (Maastricht), kraag: kraag (Maastricht) boord: rand, zoom in het algemeen || boordje || kraag, vaste halsboord van een overhemd [N 23 (1964)] III-1-3