e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

Gevonden: 8094
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boekweitdoppen zaadschilletjes: zǭtšɛlkǝs (Maastricht) Zemelen van boekweit. [JG 1b; N Q, 15; monogr.] II-3
boekweitpannenkoek boekweitse koek: verzamelfiche, ook mat. van ZND 1, a-m  bōkəsə ko:k (Maastricht), pannenkoek: verzamelfiche, ook mat. van ZND 1, a-m  panəkōk (Maastricht) boekweitkoek, pannekoek [ZND 01u (1924)] III-2-3
boenborstel boenborstel: bunbø̄rstǝl (Maastricht) De smalle borstel waarmee de was bij het opboenen wordt uitgeborsteld. [N 56, 60a] II-12
boendoek opwrijfdoek: ǫp˲vrīf˱dōk (Maastricht) De zachte doek waarmee de was bij het opboenen wordt uitgewreven. [N 56, 60b; monogr.] II-12
boenen boenen: bunə (Maastricht) boenen [ZND m] III-2-1
boenwas boensel: boensel (Maastricht, ... ), boĕnsəl (Maastricht), bunsǝl (Maastricht), bunsəl (Maastricht), boenwas: boenwas (Maastricht, ... ), būnwas (Maastricht) boenwas [N 56 (1973)] || de was waarmee meubels en vloerzeil glimmend gemaakt worden [DC 15 (1947)] || Met terpentijn vermengde rode of witte was waarmee aan het hout van meubels een glanslaag wordt gegeven. [N 56, 61; monogr.] II-12, III-2-1
boer boer: bōēr (Maastricht), bu:r (Maastricht), būr (Maastricht), boerenmens: (mv)  būrǝmensǝ (Maastricht), kaffer (barg.): kaffer (barg.) (Maastricht), prang (barg.): prang (barg.) (Maastricht) boer [ZND 01 (1922)], [ZND m] || Waar de aangegeven meervoudsvorm afwijkt van de regelmatige -ǝ(n) achtervoeging, is dat hier opgenomen. Op kaart 5 zijn de verspreidingsgebieden van de Nederlandse afleidingen labeurder "boer" en labeuren "boeren" en "hard werken" van het Franse labeur aangegeven. [N 5A, 95b; A 3, 37; A 16, 22; A 20, 1b; L 1, a-m; L 4, 37; L 14, 6; S 4 en 6; Wi 15; monogr.] I-6, III-3-1
boer in het kaartspel boer: boer (Maastricht), bōēr (Maastricht, ... ), klaavərə bu:r (Maastricht), Ss. sjöppeboer enz.  boer (Maastricht) Boer [in kaartspel]. || Boer: klaveren boer. [ZND 01 (1922)] || Boer: Ruiten boer (in het kaartspel). [ZND 42 (1943)] || En hoe [noemt u van het kaarspel] de [verschillende] plaatjes? - IV. Boer. [DC 52 (1977)] || Koning: Hoe heet schoppen heer of schoppen koning (in een kaartspel)? [ZND 42 (1943)] III-3-2
boer in het kaartspel add. jas: Gooj de - op; - en nel.  jas (Maastricht) II. Jas: troefboer. III-3-2
boerderij, algemeen bedrijf: bǝdrīf (Maastricht), boerderij: burdǝręi̯ (Maastricht), boerenhof: burǝnhōf (Maastricht), hof: hōf (Maastricht), labeuring: labø̄reŋ (Maastricht) Het gehele complex, alle opstallen te samen genomen. De oorspronkelijke betekenis van hof is "binnenhof, omheinde ruimte"; hier is sprake van ellips uit hofstede, "hoeve". Onder bedrijf is de specifieke betekenis van "boerenbedrijf" te verstaan; het algemene gedoen heeft ook diezelfde specifieke betekenis. De betekenis van labeur en labeuring is hier het gehele complex van het boerenbedrijf, vaak met de bijbetekenis van "waar zwaar werk wordt gedaan"; vergelijk de lemma''s "boeren" (1.1.8) en "werken op de boerderij" (1.3.10). Vele benamingen die voor de boerderij in het algemeen zijn opgegeven, zoals winning en hof, komen ook terug onder de specifieke boerderijnamen, zoals "eigen hoeve" en "pachthoeve". De geografische uitgebreidheden van deze termen verschillen van begrip tot begrip. Zie de betrokken lemmata van deze paragraaf. Staai is oorspronkelijk de benaming van een bepaalde boerderij bij het veer in Wanssum; de benaming correspondeert aan stade, een afleiding van staan. Bij schans wordt aangetekend: "hoeve met water rondom"; bij kraam: $$speciale betekenis$$ "boerderij". Munkhof correspondeert met monnikhof, te verstaan als "abdijhoeve". Kaart 1 is een verzamelkaart; ook de samenstellingen met hof,geleg, plaats en winning van het lemma "grote boerderij" (1.1.2) zijn erin ondergebracht. [A 10, 2a; A 11, 4; L 1, a-m; L 12, 1; L 22, 1; L 38, 20 en 22; S 4; Wi 4; monogr.; add. uit N 5A, 95; L 37, 11a] I-6