e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vulstok, vulijzer vulijzer: vø̜līzǝr (Maastricht) Pook waarmee men de rand van de binnenhaam met stro vult. Er zijn verschillende modellen. Linssen (1967, pag. 96) definieert een vulstok als volgt: "Houten lat met een inkerving aan een punt, waarmee men het stro tijdens het vullen op de gewenste plaats duwt": Zie afb. 76. [N 36, 42] II-10
vuurhaak kissel: kesǝl (Maastricht), krabber: krabǝr (Maastricht) Lang ijzer met aan het uiteinde een dwars geplaatste plaat waarmee de sintels uit de oven werden getrokken. [N 98, 121; monogr.] II-8
vuurmolen stoommolen: stō.m[molen] (Maastricht), stǫwm[molen] (Maastricht) Molen die met behulp van een stoommachine wordt aangedreven. Het woordtype vuurmolen is ook van toepassing op molens die met een dieselmotor (P 119, P 188) of op elektriciteit werken. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [JG 1b add.; Jan 251; Coe 229; Grof 299; monogr.] II-3
vuurrooster rooster: r ̇ȳstǝr (Maastricht) Een ijzeren rooster of vuurkorf waarin een vuur wordt gestookt dat dient om het vat te verwarmen. [N E, 30] II-12
vuurslag vuurslag: vuurslaag (Maastricht), Heer lag e stökske tónder op d¯n touwbak en sloog vuur d¯rin oet z¯ne vuurslaag  vuurslaag (Maastricht) stuk staal waarmee men vuur sloeg uit een vuursteen || vuurslag III-2-1
vuurtang, sinteltang kooltang: kōͅltaŋ (Maastricht), vuurtang: vy(3)̄rtaŋ (Maastricht) vuurtang [N 05A (1964)] III-2-1
vuurtje stoken stoken: stoke (Maastricht), vuurtje stoken: Sub vuur: e vörke stoke, eig.  e vörke stoke (Maastricht) [Vuurtje stoken]. || Stoken: a) vuur aanleggen, aanhouden. III-3-2
vuurtong tong: toŋ (Maastricht) Het tongvormige metalen voorwerp dat met behulp van een hefboom op en neer kan schuiven in het blaasgat van de onder het smidsvuur aangebrachte smidsvorm. De vuurtong dient enerzijds om het blaasgat vrij te houden van sintels en as en anderzijds om de luchtstroom van de blaasbalg of ventilator naar het vuur toe te regelen. Zie ook afb. 9. [N 33, 17] II-11
vuurvaste mortel chamottespecie: šamǫtspēsi (Maastricht) Mortel voor vuurvast metselwerk. Vuurvaste mortel wordt volgens de invuller uit L 321 gebruikt voor stoomketels, kachels en fornuizen. Zwiers II (pag. 548) geeft als grondstoffen voor vuurvaste mortel: zeer schrale klei of één deel portlandcement en drie delen zand met zo weinig mogelijk water aangemaakt. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 38c] II-9
vuurvaste stenen chamottestenen: šamǫtstęjn (Maastricht) Stenen die bestand zijn tegen vuur. Zij worden onder meer gebruikt bij de bouw van ovens. Het woorddeel chamotte- in de woordtypen chamottestenen en chamottebrikken verwijst naar het mengsel van fijngemalen scherven dat bij dit soort stenen aan de klei wordt toegevoegd. [N 30, 54b; N 98, 160 add.] II-8