e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wentelteefje fluwijnen brood: Verwene, verdwene broed: ver(d)wene brood  flewenebroed (Maastricht), verdwenen brood: Eijerkook, verdwene broed, laot us dat neet vergete, dat waos pas lekker ete  ver(d)wene broed (Maastricht), Verwene, verdwene broed: ver(d)wene brood  verdwene broed (Maastricht), verwenen brood: Verwene, verdwene broed: ver(d)wene brood  verwene broed (Maastricht) geweekte beschuit met eierdooiers gebakken || wentelteefje || wentelteefjes III-2-3
wereldgeestelijke geestelijke: geistelek (Maastricht), weltgeestelijke: wereldgeistelike (Maastricht), wereldheer: wereldhier (Maastricht) Een wereldgeestelijke, priester van een bisdom. [N 96D (1989)] III-3-3
werk (zn) werk: werrek (Maastricht) werk; ben je klaar met je -? [DC 03 (1934)] III-3-1
werk (zn.) werk: werrek (Maastricht), wērrək (Maastricht), wèrrek (Maastricht), wèrrək (Maastricht), ət wèrrək (Maastricht) het werken, het arbeiden [foter, werk] [N 89 (1982)] || werk (zn.): (Ik gebruik de auto niet veel). Ik voel me het lekkerste als ik geregeld naar mijn - loop. [DC 39 (1965)] III-3-1
werkbank schaafbank: šǭf˱baŋk (Maastricht), werkbank: węrkbānk (Maastricht), wɛrǝk˱bāŋk (Maastricht) De bank waarop men het deeg voor verdere bewerking legt na de bewerking in de trog. Tussen de werkbank en de werktafel (zie het lemma ''werktafel'') zal het verschil doorgaans niet zo groot zijn geweest. [N 29, 30a; N 29, 105e: monogr.] || De houten of metalen bank waarop de smid, loodgieter en koperslager het metaal kunnen bewerken. Vaak zijn er in het werkblad gaten aangebracht waarin tassen, staken etc. kunnen worden gestoken. De woordtypen schroefbank (L 290, 291, P 176b, Q 88) en vijsbank (P 47) duiden op een werkbank waarop een bankschroef is aangebracht. [N 33, 279; N 64, 30a; N 66, 11a] || In het algemeen de houten bank waaraan de timmerman het hout bewerkt. Dit type werkbank is doorgaans aan de voorzijde ter hoogte van één van de poten en soms ook aan de zijkant voorzien van een houten bankschroef. Zie ook afb. 113. [N 53, 208a; monogr.] II-1, II-11, II-12
werkbij werk[bij]: węrk[bij] (Maastricht) Vrouwelijke bij. De werkbij is aanzienlijk kleiner dan de koningin. De werkbijen of werksters verrichten alle in de bijenwoning voorkomende taken zoals het broed warm houden en voeren, de koningin te eten geven en van cel tot cel leiden, raten bouwen, gebruikte cellen oppoetsen, water, stuifmeel, kleverige propolis en zoete nectar aanslepen, de voorraden opbergen en verzegelen, reten stoppen, de poort bewaken en de woning verdedigen, ventileren en schoonhouden. Op grond van die verschillende functies wordt de werkbij ook wel haalbij, voederbij, bouwbij en broedbij genoemd. In de zomer is een werkster na ongeveer zes weken versleten, in de winter, als er geen buitenwerk te doen valt, leeft ze ongeveer vijf à zes maanden. Men kent dus kortlevende zomerbijen en langlevende winterbijen. Voor het woorddeel (-bij) leest men de woordtypen bij/bie en bien. In welke plaatsen deze woordtypen respectievelijk voorkomen, ziet men in het lemma Bij. Voor de fonetische documentatie ervan wordt ook verwezen naar het lemma Bij. [N 63, 12b; S 3, L 1a-m; JG 1a; N 63, 62] II-6
werkblok werkblok: węrǝk˱blǫk (Maastricht) Zwaar houten blok of onderste deel van een boomstam, waarop de duigen worden bewerkt. Zie ook afb. 211. Op het werkblad ervan zijn soms gleuven of metalen krammen aangebracht, waartegen het uiteinde van de duig rust tijdens de bewerking; het andere uiteinde van de duig wordt door de kuiper tegen de borst gehouden. [N E, 18] II-12
werkdag werkdag: werkdaagskleier (Maastricht) door-de-weekse kleren [t s werkendagse dinge, werkdinge] [N 23 (1964)] III-3-1
werkdag, weekdag werkdag: wēͅrəkdāx (Maastricht) werkdag [ZND 08 (1925)] III-3-1
werken werken: ut wèrreke (Maastricht), werreke (Maastricht, ... ), werreke sjōfte (Maastricht), werrəkə (Maastricht), wērrəkə (Maastricht), wirreke (Maastricht), wèrke (Maastricht, ... ), wèrreke (Maastricht, ... ), wèrrekə (Maastricht), wèrrəkə (Maastricht, ... ), wèrəkə (Maastricht), wérrəkə (Maastricht, ... ), wéérəkə (Maastricht, ... ), wɛrəkə (Maastricht) arbeid verrichten [werken, arbeiden, wrochten] [N 85 (1981)] || geregelde arbeid verrichten; zijn taak, beroep of bedrijf uitoefenen [werken, arbeiden, wrochten] [N 89 (1982)] || het werken, het arbeiden [foter, werk] [N 89 (1982)] || werken [RND] III-3-1