e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wortelfineer kegelnoten: kęjgǝlnø̄tǝ (Maastricht), wortelfineer: wǫrtǝlfenēr (Maastricht), wortelnoten: wǫrtǝlnø̄tǝ (Maastricht) Mooi fineerhout van de wortels van bomen. Zie ook afb. 163. [N 56, 17a-b] II-12
wortelhals kraag: kraag (Maastricht), Endepols  kraag (Maastricht), nek: Endepols  nek (Maastricht, ... ) De overgang tussen wortel en stengel bij een plant (hoofd, hals, kraag, wortelkraag, wortelhals, nek). [N 82 (1981)] III-4-3
worteltje wortelen: wortel (Maastricht), worteltjes: wörtelkes (Maastricht) De kleine soort penen die men in de moestuin kweekt [N Q (1966)] || Hoe noemt u: de wortel (daucus carota - fam. umbelliferae) [N 71 (1975)] I-7
wortketel bierketel: bierketel (Maastricht), bērkētǝl (Maastricht) De ketel waarin men het aftreksel van mout en water kookt met hop. Volgens de correspondent uit Q 99 was de ketel vervaardigd uit rood koper. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''koken''. [N 35, 30; monogr.] II-2
wortkoeler koeler: kø̄lǝr (Maastricht) Arbeider die belast is met het koelen van wort. [N 35, 58d] II-2
wortkoker stoker: stoker (Maastricht) De arbeider die belast is met het koken van de hoofdwort en/of de nawort in de wortketel. De "stoker" uit Q 95 is vooral verantwoordelijk voor het stoken van het vuur onder de wortketel (Claessen, pag. 3. 40). [monogr.] II-2
wortpomp pomp: pomp (Maastricht), wortpomp: wortpomp (Maastricht), wortpōmp (Maastricht) De pomp die men gebruikt om wort van de lekbak naar de wortketel te transporteren. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''jachtbuis''. [N 35, 35b; monogr.] II-2
wrang sleeuw: slie (Maastricht), wrang: vrang (Maastricht), vraŋ (Maastricht), zuur: Zoere wien Zoere appele De zals door ¯e zoere appel mote biete: je zult aan iets onaangenaams niet kunnen ontkomen  zoer (Maastricht) tegenstelling van zoet n.l. scherp, wrang || wrang [DC 26 (1954)] || Wrang is een besmettelijke uierontsteking van droogstaande weidedieren. De ziekte treedt op in de zomermaanden, meestal bij meer dieren tegelijk in een weide. Eén of meer uierkwartieren veretteren. Het zieke kwartier zwelt, voelt hard en warm aan en is zeer pijnlijk. Het uiervocht is dun en vloeibaar van een gele of grauwe kleur, meestal echter dik en bruinachtig. De oorzaak is de gewone etterbacterie. Niet altijd worden wrang en mastitis scherp van elkaar onderscheiden. [N 52, 6a; A 48A, 11a; monogr] I-11, III-2-3
wreef gewricht: gevriech (Maastricht), vrei: vrī (Maastricht), wreef: vreef (Maastricht, ... ), vrēēf (Maastricht) de wreef (het gedeelte waar het voorste van het been in de voet overgaat) [ZND 29 (1938)] || wreef - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)] III-1-1
wrevelig (zijn) bokketig: bokketig (Maastricht), knoterig: knoterig (Maastricht), kreutselig: kreutsjələch (Maastricht), lichtgevoelig: lieggeveulig (Maastricht), voor een scheet giftig zijn: veur ⁄ne sjeet giftig zien (Maastricht), vregelachtig: cf. WNT XXIII, kol. 456-458, s.v. "vreigelen - vreegelen, vrei(e)len, vreelen, wreelen"4. moeilijkheden maken, dwarsbomen ....etc.  vreigelechtig (Maastricht), wrevelig: wrevelig (Maastricht) gemakkelijk te ontstemmen, een beetje knorrig [wrevelig, monkachtig] [N 85 (1981)] III-1-4