20372 |
bruidssluier |
bruidssluier:
brôedssluier (Q095p Maastricht),
sluier:
sluier van de broed (Q095p Maastricht),
sluijer (Q095p Maastricht)
|
de sluier van de bruid, trouwsluier [sleuer] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
20375 |
bruidsstoet |
bruidsstoet:
broedsstoet (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
bruidstoer:
brôedsstoer (Q095p Maastricht)
|
de bruidsstoet [broeds-tsoch] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
20390 |
bruiloft |
bruiloft:
broelof (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
1a-m; 22, 29b;
brōēlef (Q095p Maastricht),
feest:
fies (Q095p Maastricht)
|
bruiloft [ZND 01 (1922)] || de bruiloft, het huwelijksfeest [hoeëchtsiet] [N 96D (1989)] || de plechtigheid waarbij het samenleven van een man en een vrouw wettelijk geregeld wordt [huwelijk, trouw, trouwerij] [N 87 (1981)] || trouwfeest; bruiloft
III-2-2
|
18364 |
bruine gebreide dameskous |
bruine gestrikte kous:
braun gestrikde kóuse (Q095p Maastricht),
sjanskous:
[Vgl. WBD III, 1.3: bruine gebreide dameskous, sjanskous, sjanshoos, sjanssok]
sjanskouse (Q095p Maastricht)
|
dameskousen, bruine gebreide ~ [sjanskouse] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
32157 |
bruinsel |
notenbeits:
nø̄tǝbęjts (Q095p Maastricht)
|
In dit lemma zijn een aantal soorten bruinsel voor hout bijeengezet. Notenbeits is een extract van Kasselse aarde, een bruine, droge verfstof. In korrelvorm werd het ook wel klontjesbruin genoemd (Vanherp, pag. 323). Terre de sienne is een gele, droge verfstof. Zie ook het lemma ɛdroge verfstoffenɛ in wld II.9, pag. 186-188.' [N 56, 44c; N 56, 45]
II-12
|
34197 |
brulkoe |
brulse koe:
brølsǝ kō (Q095p Maastricht)
|
Een koe die aan de brulziekte lijdt. [N 3A, 101, A 48A, 45b, 45c; L 19B, 4a]
I-11
|
34138 |
brullen |
brullen:
brølǝ (Q095p Maastricht)
|
Abnormaal geluid dat vooral wild geworden runderen uitstoten. [N 3A, 6; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
34196 |
brulziekte |
bruls zijn:
(de koe is) brøls (Q095p Maastricht)
|
Een afwijking aan de eierstokken van koeien. De dieren vertonen voortdurend verschijnselen van tochtigheid, tegelijkertijd zijn ze onvruchtbaar. De koeien maken een eigenaardig brullend geluid, ze hebben slappe banden en ze groeien slecht. Zie ook het lemma ''brulziekte'' in wbd I.3, blz. 464-465. [N 3A, 101; A 48A, 45a; JG 1a, 1b; L 19B, 4a; monogr.; add. uit N C]
I-11
|
21573 |
brutaal |
astrant:
astrant (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
esstrant (Q095p Maastricht),
àstrānt (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
àstrànt (Q095p Maastricht),
əstrant (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
ps. boven de à (van ...strànt) staat nog een lengteteken; deze combinatieletter kan ik niet maken/omspellen!
àstrànt (Q095p Maastricht),
brutaal:
brutaol (Q095p Maastricht),
bruutaol (Q095p Maastricht),
frech (du.):
frech (Q095p Maastricht),
vrech (Q095p Maastricht),
vreg (Q095p Maastricht),
vrèch (Q095p Maastricht),
onbeschaamd:
onbesjeemp (Q095p Maastricht),
onbeschoft:
onbəsjof zien (Q095p Maastricht),
oonbesjoof (Q095p Maastricht),
ónbesjóf (Q095p Maastricht),
strant:
strant (Q095p Maastricht)
|
geen schaamte hebbend [(zeer) brutaal, astrant, frech, vrank, frank] [N 87 (1981)] || vrijpostig [ZND 32 (1939)] || zeer onbeschaamd, zeer brutaal [astrant, ekstrant, onbeschoft] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
32481 |
buffwis |
buff:
bøf (Q095p Maastricht)
|
De gekookte en daarna ontschorste wis. [N 40, 3; monogr.]
II-12
|