e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maastricht

Overzicht

Gevonden: 8094
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bruidssluier bruidssluier: brôedssluier (Maastricht), sluier: sluier van de broed (Maastricht), sluijer (Maastricht) de sluier van de bruid, trouwsluier [sleuer] [N 96D (1989)] III-2-2
bruidsstoet bruidsstoet: broedsstoet (Maastricht, ... ), bruidstoer: brôedsstoer (Maastricht) de bruidsstoet [broeds-tsoch] [N 96D (1989)] III-2-2
bruiloft bruiloft: broelof (Maastricht, ... ), 1a-m; 22, 29b;  brōēlef (Maastricht), feest: fies (Maastricht) bruiloft [ZND 01 (1922)] || de bruiloft, het huwelijksfeest [hoeëchtsiet] [N 96D (1989)] || de plechtigheid waarbij het samenleven van een man en een vrouw wettelijk geregeld wordt [huwelijk, trouw, trouwerij] [N 87 (1981)] || trouwfeest; bruiloft III-2-2
bruine gebreide dameskous bruine gestrikte kous: braun gestrikde kóuse (Maastricht), sjanskous: [Vgl. WBD III, 1.3: bruine gebreide dameskous, sjanskous, sjanshoos, sjanssok]  sjanskouse (Maastricht) dameskousen, bruine gebreide ~ [sjanskouse] [N 24 (1964)] III-1-3
bruinsel notenbeits: nø̄tǝbęjts (Maastricht) In dit lemma zijn een aantal soorten bruinsel voor hout bijeengezet. Notenbeits is een extract van Kasselse aarde, een bruine, droge verfstof. In korrelvorm werd het ook wel klontjesbruin genoemd (Vanherp, pag. 323). Terre de sienne is een gele, droge verfstof. Zie ook het lemma ɛdroge verfstoffenɛ in wld II.9, pag. 186-188.' [N 56, 44c; N 56, 45] II-12
brulkoe brulse koe: brølsǝ kō (Maastricht) Een koe die aan de brulziekte lijdt. [N 3A, 101, A 48A, 45b, 45c; L 19B, 4a] I-11
brullen brullen: brølǝ (Maastricht) Abnormaal geluid dat vooral wild geworden runderen uitstoten. [N 3A, 6; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
brulziekte bruls zijn: (de koe is) brøls (Maastricht) Een afwijking aan de eierstokken van koeien. De dieren vertonen voortdurend verschijnselen van tochtigheid, tegelijkertijd zijn ze onvruchtbaar. De koeien maken een eigenaardig brullend geluid, ze hebben slappe banden en ze groeien slecht. Zie ook het lemma ''brulziekte'' in wbd I.3, blz. 464-465. [N 3A, 101; A 48A, 45a; JG 1a, 1b; L 19B, 4a; monogr.; add. uit N C] I-11
brutaal astrant: astrant (Maastricht, ... ), esstrant (Maastricht), àstrānt (Maastricht, ... ), àstrànt (Maastricht), əstrant (Maastricht, ... ), ps. boven de à (van ...strànt) staat nog een lengteteken; deze combinatieletter kan ik niet maken/omspellen!  àstrànt (Maastricht), brutaal: brutaol (Maastricht), bruutaol (Maastricht), frech (du.): frech (Maastricht), vrech (Maastricht), vreg (Maastricht), vrèch (Maastricht), onbeschaamd: onbesjeemp (Maastricht), onbeschoft: onbəsjof zien (Maastricht), oonbesjoof (Maastricht), ónbesjóf (Maastricht), strant: strant (Maastricht) geen schaamte hebbend [(zeer) brutaal, astrant, frech, vrank, frank] [N 87 (1981)] || vrijpostig [ZND 32 (1939)] || zeer onbeschaamd, zeer brutaal [astrant, ekstrant, onbeschoft] [N 85 (1981)] III-3-1
buffwis buff: bøf (Maastricht) De gekookte en daarna ontschorste wis. [N 40, 3; monogr.] II-12