e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
cape omhanger: umhenger (Maastricht) cape, grote ~, versierd met kant, strikken en fluwelen garnering [umhanger] [N 25 (1964)] III-1-3
capuchon cape (eng.): cape (Maastricht), capuchon (fr.): capuchon (Maastricht, ... ), kap: kap (Maastricht), putter: pötter (Maastricht), tuit: tuit (Maastricht) capuchon van een regenmantel [tröt] [N 23 (1964)] || de capuchon [N 59 (1973)] III-1-3
carambole carambole (fr.): carambol (Maastricht), kaarambol (Maastricht), kāramboͅl (Maastricht) Het raken van de rode bal en één van de beide witte met de andere witte bal waarmee gespeeld wordt in een bepaald biljartspel [carambole, karbel, kerbol, karbelhouwogen]. [N 88 (1982)] III-3-2
cariës cari?s: cariës (Maastricht), rotte tanden: rottə tan hubbə (Maastricht), wolf: wollef (Maastricht, ... ), wolvengebit: wouvəgəbeet (Maastricht) Cariës: tandbederf, langzame vernietiging van het glazuur van de tand (wolf, cariës). [N 84 (1981)] III-1-2
carnaval carnaval: Ss. karnavals-, karnevalspekske.  karnaval, karneval (Maastricht) Karnaval: vastenavond. III-3-2
carnavalscommissie kijkuitenkommissie: NB kiekoet: kijkuit, winkelraam, uitstalkast.  kiekoetekemissie (Maastricht) Kommissie, die voor de versiering der winkelramen zorgt b.v. bij een karnavalsoptocht. III-3-2
carnavalskrant vastelavondsgazet: Sub vastenavond.  vastelaoven(d)sgezèt (Maastricht) [Vastenavondskrantje]. III-3-2
carnavalsoptocht carnavalsoptocht: Ss. sub optocht.  karnevalsoptoch (Maastricht), optocht: optoch (Maastricht, ... ), oͅptoͅx (Maastricht), vastelavondoptocht: Ss. sub optocht.  vastelaovendoptoch (Maastricht), vastelavondsoptocht: Ss. sub optocht.  vastelaovensoptoch (Maastricht) De optocht met carnaval [cavalcade]. [N 88 (1982)] || Optocht [met karnaval]. III-3-2
cassette cassette: kǝzęt, gazęt, gǝzęt (Maastricht) Vuurvaste doos met een afmeting van ongeveer 30x20x20 cm, van chamotte vervaardigd, om aardewerk in te bakken. De cassettes werden vervaardigd met behulp van een pers die in Q 95 cassettenpers (g\zęt\pērs) werd genoemd. [monogr.] II-8
castagnetten castagnetten: kastanjeͅtə (Maastricht), kastanjɛ̄tə (Maastricht), kleppers: kleͅpərs (Maastricht) De twee bolletjes van hout of ivoor die men aan de vingers bindt en tegen elkaar slaat [klepperkens, klepper, castagnetten]. [N 90 (1982)] III-3-2