e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maastricht

Overzicht

Gevonden: 8094

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
achterhaam achterhaam: axtǝrhǭm (Maastricht) Samenstel van riemen dat op het achterwerk van het paard wordt gelegd en dient om de kar achteruit te stoten. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 74; monogr.] I-10
achterhand van het paard achterhand: axtǝrha.nt (Maastricht) Het achtergestel van een paard, in tegenstelling met de voorhand of het voorste deel (3.1.3), en het middendeel of de middenhand (3.3.5). [N 8, 13 en 32.9] I-9
achterhoofd achterkop: achterkop (Maastricht, ... ), kop: kop (Maastricht), kopje: köpke (Maastricht) achterhoofd [N 10 (1961)] III-1-1
achterijzer achterijzer: axtǝrīzǝr (Maastricht) Hoefijzer voor de achterhoef van het paard. Het achterijzer heeft meestal een ovale vorm. Zie ook afb. 223b. [N 33, 353; N 33, 354b] II-11
achterklauw bijklauwtje: bɛi̯klau̯wtjǝ (Maastricht) Achterste deel van de hoef. [N 3A, 119c] I-11
achterknie hak: hak (Maastricht) Uitstekend achterpootsgewricht van het paard. Een gedeelte van de termen duidt niet de uit- maar de insprong of knieholte aan. Zie afbeelding 2.40. [JG 1a, 1b, 2c; N 8, 32.1, 32.5, 32.9, 32.10, 32.11 en 32.12] I-9
achternaafband kontband: kōntbant (Maastricht) De ijzeren band om het achtereinde van de naaf, aan de kant van de wagen. De achternaafband is doorgaans smaller dan de muilband. Zie ook afb. 214. [N G, 43d; N 17, 60b; Vld.] II-11
achterneef achterneef: achterneef (Maastricht) achterneef III-2-2
achternicht achternicht: achternich (Maastricht), half-nice: hafnisjə (Maastricht) achternicht || nicht [ZND 11 (1925)] III-2-2
achterschijf achterstootschijf: axtǝrstūtšęjf (Maastricht) Ronde, met het wiel meedraaiende schijf tussen de naaf en de stootring van het asblok. De achterschijf verhindert dat er tijdens het rijden vet of smeer verloren gaat en vuil de naafbus kan binnendringen. Woordtypen met als tweede lid het woord -ring komen ook voor in het lemma ɛstootringɛ (WLD I.13).' [N G, 50a; N 17, 56; JG 1b, add.] II-11