33984 |
achterhaam |
achterhaam:
axtǝrhǭm (Q095p Maastricht)
|
Samenstel van riemen dat op het achterwerk van het paard wordt gelegd en dient om de kar achteruit te stoten. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 74; monogr.]
I-10
|
33789 |
achterhand van het paard |
achterhand:
axtǝrha.nt (Q095p Maastricht)
|
Het achtergestel van een paard, in tegenstelling met de voorhand of het voorste deel (3.1.3), en het middendeel of de middenhand (3.3.5). [N 8, 13 en 32.9]
I-9
|
17572 |
achterhoofd |
achterkop:
achterkop (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
kop:
kop (Q095p Maastricht),
kopje:
köpke (Q095p Maastricht)
|
achterhoofd [N 10 (1961)]
III-1-1
|
31078 |
achterijzer |
achterijzer:
axtǝrīzǝr (Q095p Maastricht)
|
Hoefijzer voor de achterhoef van het paard. Het achterijzer heeft meestal een ovale vorm. Zie ook afb. 223b. [N 33, 353; N 33, 354b]
II-11
|
34100 |
achterklauw |
bijklauwtje:
bɛi̯klau̯wtjǝ (Q095p Maastricht)
|
Achterste deel van de hoef. [N 3A, 119c]
I-11
|
33802 |
achterknie |
hak:
hak (Q095p Maastricht)
|
Uitstekend achterpootsgewricht van het paard. Een gedeelte van de termen duidt niet de uit- maar de insprong of knieholte aan. Zie afbeelding 2.40. [JG 1a, 1b, 2c; N 8, 32.1, 32.5, 32.9, 32.10, 32.11 en 32.12]
I-9
|
31587 |
achternaafband |
kontband:
kōntbant (Q095p Maastricht)
|
De ijzeren band om het achtereinde van de naaf, aan de kant van de wagen. De achternaafband is doorgaans smaller dan de muilband. Zie ook afb. 214. [N G, 43d; N 17, 60b; Vld.]
II-11
|
20359 |
achterneef |
achterneef:
achterneef (Q095p Maastricht)
|
achterneef
III-2-2
|
20156 |
achternicht |
achternicht:
achternich (Q095p Maastricht),
half-nice:
hafnisjə (Q095p Maastricht)
|
achternicht || nicht [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
31585 |
achterschijf |
achterstootschijf:
axtǝrstūtšęjf (Q095p Maastricht)
|
Ronde, met het wiel meedraaiende schijf tussen de naaf en de stootring van het asblok. De achterschijf verhindert dat er tijdens het rijden vet of smeer verloren gaat en vuil de naafbus kan binnendringen. Woordtypen met als tweede lid het woord -ring komen ook voor in het lemma ɛstootringɛ (WLD I.13).' [N G, 50a; N 17, 56; JG 1b, add.]
II-11
|