e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
centerboor, schijfboor centerboor: sɛntǝrbǭr (Maastricht) Boorijzer waarvan de schacht uitloopt in een centreerpunt met daaromheen één of meer voorsnijders of beiteltjes. De centerboor wordt gebruikt om snel en zuiver grote, cirkelvormige gaten te vervaardigen en om schijven uit plaatmateriaal te boren. Zie ook afb. 112. [N 33, 126; N 33, 148; N 33, 145; monogr.] II-11
centerpons dopper: dø̜pǝr (Maastricht), körner: køndǝr (Maastricht) Stalen stift met kegelvormige punt die dient om een uitholling in plaatmateriaal aan te brengen. De centerpons wordt vooral gebruikt om het middelpunt van een te boren gat aan te tekenen. Zie ook afb. 52. [N 33, 262; monogr.] II-11
centiare, maat van 1 m2 centiare: centiaar (Maastricht, ... ), sentieaar (Maastricht), sèntijaar (Maastricht), šentĭĕáár (Maastricht) de maat die een oppervlakte aangeeft van 1 vierkante meter [centiare, centiaar] [N 91 (1982)] III-4-4
centiem centiem: eine centiem (Maastricht) koperen munt van 1 centiem [N 21 (1963)] III-3-1
centrale verwarming verwarming: verwerreming (Maastricht), De ketel van de verwerreming is al kepot De verweereming laote ripperere  verwerreming (Maastricht), de verwerreming gebäört door kachels  verwerreming (Maastricht) het verwarmen || toestellen om te verwarmen || verwarming III-2-1
cervelaatworst cervelaatworst: cervelaatweurs (Maastricht), grote schijven  cérvelaatweurs (Maastricht), droogworst: druu.chweu:rs (Maastricht), druu.gweujrs (Maastricht), druugwörs (Maastricht), drûûg-weurs (Maastricht), cervelaatworst  druugweurs (Maastricht), cervelaatworst, kleine schijfjes  druugweurs (Maastricht) cervelaatworst [N 06 (1960)] || droogworst [N 06 (1960)] III-2-3
chagrijn aafgunst: aofguns (Maastricht), chagrijn: chəgrejn (Maastricht), sjagrijn (Maastricht, ... ), sjegrijn (Maastricht, ... ), sjəgrijn (Maastricht), šagrèin (Maastricht), xagrɛjn (Maastricht), chagrijnig: schegreinig (Maastricht), sjegreinig (Maastricht), sjəgreinig (Maastricht), dich chagrineren (<fr.): dəg sjaggərneerə (Maastricht), dich opvreten: dəg opvreetə (Maastricht) chagrijn [ZND 01 (1922)] || een knagend, afgunstig en mismoedig makend verdriet [chagrijn, chagrijnigheid] [N 85 (1981)] III-1-4
chamotte chamotte: šǝmǫt (Maastricht) Mengsel van fijngemalen scherven dat soms aan de klei wordt toegevoegd om de structuur van de klei te verbeteren en het krimpen te verminderen. [N 49, 13a; monogr.] II-8
champignon champignon: Spelling: "fonetisch  sjampəjon (Maastricht), WLD  sjampiejon (Maastricht), sjampions (Maastricht), sjàmpienjòn (Maastricht), duivelsvlees: duvelsvleis (Maastricht) Champignon: een eetbare witte paddestoel met aanvankelijk rozige, later donkere, purperbruine plaatjes en sporen, het is de meest gekweekte paddestoel (kampernoelje, kampernoelie, duivelsbrood, pampernoelie, dolhondenbrood, champignon). [N 92 (1982)] || duivelsbrood III-4-3
chic chic (fr.): sjiek (Maastricht) zwier, elegantie, smaak III-1-4