e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dak dak: dāk (Maastricht  [(meervoud: dākǝr)]  ) Het gehele samenstel dat de bedekking vormt van een huis of gebouw. Het bestaat uit een kap die wordt afgedekt met pannen, leien, zink, ijzer, stro of riet en die rust op de muurplaat of balklaag. Men onderscheidt verschillende dakvormen. Zie ook de volgende lemmata. [S 6; L 1a-m; L 8, 66; L 12, 9; L A2, 500; N 32, 43a; monogr.; Vld.] II-9
dakdekken een dak met pannen dekken: ǝ dāk męt panǝ dękǝ (Maastricht) In het algemeen een dak met dakpannen, leien, lood, zink of koper bedekken. De verschillende materialen voor het dakdekken werden in Q 121c respectievelijk 'blij' ('blęj'), 'zink' ('tseŋk'), 'koper' ('kofǝr') of 'leien' ('lajǝ') genoemd. [N 64, 138; N 32, 46; monogr.] II-9
dakgoot goot: gø̄t (Maastricht), kandel: kānjǝl (Maastricht) Zie kaart. Horizontaal afvoerkanaal dat onder een dakrand wordt aangebracht om het van het dak stromende regenwater af te voeren, hetzij onmiddellijk via een spuier, hetzij door een in de aardbodem uitmondende gootpijp. Met de term 'Keulse goot' (L 387) wordt een goot aangeduid die niet buiten het muurvlak uitsteekt, maar op de muurplaat rust. In S 11 en L 1 a-m werd in het algemeen gevraagd naar ø̄gootø̄. In dit lemma zijn uit dit materiaal alleen die antwoorden opgenomen, waarbij door de invuller werd vermeld dat het specifiek de benaming voor een dakgoot betrof. [N 64, 148a; N 54, 185a; L 24, 23a; L B1, 159a; R 14, 23j2; monogr.; Vld; div.; S 11; L 1a-m] II-9
daklei daklei: dāklɛj (Maastricht), lei: lɛj (Maastricht), schalie: šāli (Maastricht) Zie kaart. Tot een dun plaatje gekloofde leisteen dat als dakbedekking wordt gebruikt. De vorm van de dakleien is langwerpig, geheel rechthoekig, met één of meer afgesnuite hoeken, of aan één einde halfrond. De afmeting ervan varieert van 26x14 cm voor een Franse, tot 61x36 cm voor een Engelse lei. De dikte bedraagt tussen 2,5 en 8 mm. ø̄De Belgische lei - Maaslei - is donkerblauw en goed bestand tegen het weêr. De Duitsche leien - Rijn- en Moezellei - zijn eveneens blauw, taai en dik, maar worden op den duur iets zachter; de Moezelleien springen in strenge winters wel. Onder de Fransche leien onderscheidt men die van Rimogne (blauw of groen), Fumay (rood of paars) en Delville (groen); vooral die van Fumay en Rimogne zijn zeer duurzaam. De Engelsche leien zijn in 't algemeen vaster en harder dan die van het vasteland, roodachtig of paars, ook wel blauw; deze zijn de beste.ø̄ (Zwiers II, pag. 15). [N 32, 49b; N 64, 156c; N 79, 5; L 37, 26a; Gi 2, 47; monogr.; Vld; div.] II-9
dakpan dakpan: dākpan (Maastricht), pan: pan (Maastricht) Algemene benaming voor een uit klei vervaardigde en vervolgens gebakken dakbedekking in de vorm van een vierkante of rechthoekige plaat. Naar vorm en afmeting worden gebakken pannen onder verschillende namen in de handel gebracht. Zo onderscheidt men bij de holle pannen de oud-hollandse pan, de verbeterde holle pan en de romaanse pan. Bij de vlakke pannen kent men de Tuile du Nord, de vlakke muldenpan, de holle muldenpan en de kruispan. [N 32, 44a; Gi 2, 48; monogr.] II-8
dal, vallei dal: dal (Maastricht, ... ), daol (Maastricht), dāl (Maastricht), dāol (Maastricht), del (Maastricht, ... ), dàl (Maastricht), dààl (Maastricht, ... ), dèl (Maastricht, ... ), wordt niet meer gebruikt.  daol (Maastricht), del (Maastricht), dál (Maastricht), diepte: deeptə (Maastricht, ... ), diepte (Maastricht), laagte: liegde (Maastricht, ... ), liegdə (Maastricht), liegte (Maastricht), ps. omgespeld volgens IPA.  līxtə (Maastricht), leier: lieger (Maastricht), vallei: vallei (Maastricht), valleij (Maastricht, ... ) dal || dal, vallei, stuk land dat gelegen is tussen meerdere heuvels of bergen [del] [N 81 (1980)] || laagte (tussen 2 heuvels) [ZND 29 (1938)] || laagte, slenk, stuk land dat gelegen is tussen twee heuvels [diepte, zonk, zink, put, kwacht, zomp, zak, slaai] [N 81 (1980)] III-4-4
dam dam: dam (Maastricht, ... ), dàm (Maastricht), dijk: dīēk (Maastricht) de in en dwars over een water opgeworpen wal die dient om het water te keren, de stroom te leiden of te verdelen (dam, menuët) [N 90 (1982)] III-3-1
damesblouse bloes: bloes (Maastricht, ... ), jersey (eng.): [Van Dale: jersey (Eng., genoemd naar de plaats van herkomst, het Kanaaleiland Jersey), 1. nauwsluitend gebreide trui als sportkleding]  zjersee (Maastricht), kazavek: kasjevek (Maastricht) blouse || damesblouse, te dragen bij een rok [bloes, stelsel, jak, beskien, kazevek] [N 23 (1964)] || jersey: trui; ook damesdracht III-1-3
damesfiets damesfiets: daaməsfiets (Maastricht), dames-fiets (Maastricht), damesfiets (Maastricht, ... ), dááməsfĭĕts (Maastricht) Hoe noemt u in uw dialect: een rijwiel waar vrouwen op rijden [N 99 (1991)] III-3-1
dameshoed? dameshoed: dameshood (Maastricht), hoed: hood (Maastricht, ... ), hoedje: huudsje (Maastricht), vrouwenhoed: vrouwehood (Maastricht) dameshoed [N 25 (1964)] III-1-3