23958 |
doodzonde |
doodzonde:
doedzonde (Q095p Maastricht),
doedzun (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht)
|
Doodzonde, dodelijke zonde [doeëdzund]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
17787 |
doof |
doof:
do.uf (Q095p Maastricht),
do:wf (Q095p Maastricht)
|
doof [ZND 01 (1922)], [ZND m]
III-1-1
|
19590 |
doofpot |
amerpot:
aomer is houtskool
aomerpot (Q095p Maastricht),
amerspot:
ǭmǝrpot (Q095p Maastricht),
busketel:
bø̄skētǝl (Q095p Maastricht),
doofpot:
dǭfpot (Q095p Maastricht),
ijzeren vat:
īzǝrǝn vāt (Q095p Maastricht)
|
De doofpot voor het verzamelen van de houtresten. Op grond van de woordtypen binnen dit lemma ziet men dat hiervoor verschillende voorwerpen worden gebruikt: een ketel, pot, emmer e.a.. Als men de houtskool niet in zo''n ketel of pot stopt, wordt hij gewoonlijk in de ruimte onder de oven geworpen of in de hoeken opzij van het ovendeurtje. Volgens de informant van P 178 is de "bluspot" een grote cilindervormige, ijzeren bus met twee handvatten en een deksel. De houtskool is, eenmaal gedoofd en gezift, zeer geschikt om de kachel of stoof aan te maken. Zelfs wordt de houtskool aangewend om loog, het zeepwater voor de lijnwaadwas, te maken. Ook om beekwater "zoeter", dit is minder scherp, te maken wordt houtskool gebezigd (in P 178). Hiertoe wordt een mand op vier stokken boven een kuip geplaatst. De mand wordt goed gevuld met houtskool en hierin wordt het te verzoeten water gegoten dat door spleten van de mand in de kuip sijpelt. Houtskool kan ook nog gebruikt worden als weidebemesting (Q 3, Q 5). Ten aanzien van het woordtype "douche" zij opgemerkt dat dit voorwerp heel waarschijnlijk een warmwaterketel is waarmee dan de houtskool ook geblust kan worden (zie ook de toelichting bij het lemma ''doofpot'' in het wbd ii afl. 1 blz. 75). Zie afb. 13. [N 29, 11d; OB 2, 2f; monogr.] || pot, gegoten, van ijzer, waarin men het houtskool koud laat worden (aomerepot, kriekepot, smoorpot) [N 20 (zj)]
II-1, III-2-1
|
25123 |
dooien |
dooien:
doeje (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
doejə (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
correct overgenomen. het dooit
ədujt (Q095p Maastricht),
ontdooien:
oͅntdūjə (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
t slaakt]:
doeijen (Q095p Maastricht),
doeje (Q095p Maastricht),
doejen (Q095p Maastricht),
geit aof (Q095p Maastricht),
schmelze (Q095p Maastricht),
ut weer gèt aof (Q095p Maastricht),
⁄t doejt (Q095p Maastricht),
⁄t giet aof (Q095p Maastricht),
⁄t weer gêt af (Q095p Maastricht)
|
beginnen te stuiven (er waait droog en fijn zand rond bij winderig weer] [stieven, smoren, mouwen, stobberen, stubbelen] [N 22 (1963)] || dooien [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] || dooien [t weer gaat af [N 22 (1963)]
III-4-4
|
34537 |
dooier |
(het) geel:
gēl (Q095p Maastricht),
dooier:
doi̯ǝr (Q095p Maastricht),
dōi̯ǝr (Q095p Maastricht),
dūi̯ǝr (Q095p Maastricht),
eierdooier:
ęi̯ǝrdūi̯ǝr (Q095p Maastricht)
|
Het geel van het ei. [RND 123; L 1a-m; L 3, 8; L A2, 383; JG 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-12
|
24771 |
dooierzwam |
cantharel:
WLD
kantaarèl (Q095p Maastricht)
|
Cantharel: een gele, eetbare paddestoel (cantharel, eierzwam, dooierzwam). [N 92 (1982)]
III-4-3
|
23204 |
doop |
doop:
deup (Q095p Maastricht),
do:wp (Q095p Maastricht),
duip (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
dööp (Q095p Maastricht)
|
Doop. [ZND 01 (1922)] || Een doop. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24005 |
doopbelofte |
doopbelofte:
doupbelofte (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht)
|
De doopbeloften zoals ze worden afgelegd door peter en meter. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23318 |
doopbewijs |
doopbriefje:
duipbreefke (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
dööpbreefke (Q095p Maastricht)
|
Het doopbriefje, het bewijs dat men gedoopt is [doofsjien]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20399 |
doopdekentje |
doopdeken:
döpdeke (Q095p Maastricht),
doopdekentje:
duipdeikensje (Q095p Maastricht),
doopdoek:
duipdook (Q095p Maastricht),
doopsjaal:
duipsjaal, dèùpsjaal (Q095p Maastricht)
|
dekentje waaronder de dopeling naar de kerk wordt gedragen [N 25 (1964)]
III-2-2
|