20508 |
een kater hebben |
een houten kop hebben:
ne houte kop höbbe (Q095p Maastricht),
een kater hebben:
unne kater hubbe (Q095p Maastricht),
unnə kaatər höbbə (Q095p Maastricht),
ənə kaa.tər höbbə (Q095p Maastricht),
ənə kààtər höbbə (Q095p Maastricht),
ənə káátər höbbə (Q095p Maastricht),
ənə káátər höbə (Q095p Maastricht),
⁄ne kater hubbe (Q095p Maastricht),
⁄ne kater höbbe (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
een katertje hebben:
è keterke höbbe (Q095p Maastricht),
haarpijn hebben:
hāōrpijn höbbə (Q095p Maastricht),
nadorst hebben:
nao doors höbbe (Q095p Maastricht),
naodoors höbbə (Q095p Maastricht)
|
kater hebben; Hoe noemt U: Zich niet lekker voelen de dag na een flinke drinkpartij (een kater hebben) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
30125 |
een keldergewelf maken |
verwelven:
vǝrwø̜lǝvǝ (Q095p Maastricht)
|
Wanneer men een kelder van troggewelven wil voorzien, worden er eerst van muur tot muur ijzeren profielbalken gelegd op een onderlinge afstand van 1,5 m. Tussen de balken worden vervolgens de gewelven gemetseld, waarbij als tijdelijke steun een formeel wordt gebruikt. [N 32, 20c; monogr.]
II-9
|
20175 |
een kind op de arm dragen |
dragen:
drage (Q095p Maastricht),
een kind op de arm dragen:
è keend op d⁄n errem drage (Q095p Maastricht),
ə kēēnt ōp tən èrrəm drāāgə (Q095p Maastricht),
op de arm hebben:
op den errem hóbbe (Q095p Maastricht),
pungelen:
pungele (Q095p Maastricht),
vertuttelen:
vertuttele (Q095p Maastricht)
|
een kind op de arm dragen [peizen] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
22780 |
een kring op de grond trekken |
een kring op de grond trekken:
ene krīnk op te grōnd trèkken (Q095p Maastricht),
een kring trekken:
i is langgerekt
krīnk trèkken (Q095p Maastricht)
|
Een kring op de grond trekken. [ZND 29 (1938)]
III-3-2
|
23755 |
een kruisje geven |
een kruisje geven:
e kruiske geve (Q095p Maastricht),
e kruiske gēve (Q095p Maastricht),
e kruiske gève (Q095p Maastricht),
kruiske geeve (Q095p Maastricht),
kruiske geve (Q095p Maastricht),
è kruiske geve (Q095p Maastricht),
ə kruiskə geevə (Q095p Maastricht)
|
Een kind voor het slapen gaan met de duim een kruisje geven op het voorhoofd. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23707 |
een kruisje op het brood maken |
<uitdr.> het brood is gebenedijd; die het eet, dat die het snijt:
?
t broed is gebenedeijd, dae t it, dat dee t sneijt (Q095p Maastricht),
een kruis maken:
e kruus maake (Q095p Maastricht),
een kruis maken onder het brood:
e kruus oonder ut broed make (Q095p Maastricht),
een kruisje maken onder het brood:
ə kruiskə oondər ət broet maakə (Q095p Maastricht),
een kruisje maken over het brood:
e kruiske make euver `t broed (Q095p Maastricht),
e kruiske make euver `t brood (Q095p Maastricht),
het brood zegenen:
`t broed zegene (Q095p Maastricht),
kruisje:
kruiske (Q095p Maastricht)
|
Het gebruik om een brood met het mes te bekruisen, voordat men het aansnijdt; men maakte met het broodmes een kruisje aan de onderkant van het brood [n kruuske ónder de mik maake?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23706 |
een kruisteken maken |
n kruus maake:
e kruus maake (Q095p Maastricht),
e kruus make (Q095p Maastricht),
e kruus sloon (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
e kruusteike make (Q095p Maastricht),
kruiske maake (Q095p Maastricht),
kruuske make (Q095p Maastricht),
kruusteke make (Q095p Maastricht),
kruustēīke make (Q095p Maastricht),
zich e kruus make (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht)
|
Een kruisteken maken/slaan, zich bekruisen, zich zegenen [zich bekruuse [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17887 |
een kuil graven |
dabbelen:
dabbele (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
dabben:
dabbe (Q095p Maastricht),
een kuil graven:
koul graovə (Q095p Maastricht),
een kuil maken:
en koul make (Q095p Maastricht),
graven:
graove (Q095p Maastricht)
|
kuil, Een ~ maken (dappen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19112 |
een lastig karakter hebbend |
kwalijk van aard:
Vraag 383 is dubbel (dus 2 x 97 moet nog worden opgesplitst in twee lemmata: "persoon met een lastig karakter"; "een niet gemakkelijk, lastig karakter hebbend
koelik vaan aard zien (Q095p Maastricht),
lastig karakter:
Vraag 383 is dubbel (dus 2 x 97 moet nog worden opgesplitst in twee lemmata: "persoon met een lastig karakter"; "een niet gemakkelijk, lastig karakter hebbend
lestig kerakter (Q095p Maastricht),
moeilijk:
Vraag 383 is dubbel (dus 2 x 97 moet nog worden opgesplitst in twee lemmata: "persoon met een lastig karakter"; "een niet gemakkelijk, lastig karakter hebbend
meujlik (Q095p Maastricht)
|
een lastig moeilijk karakter hebbend [niepoter, nietprut, kummelij] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19216 |
een lelijk gezicht trekken |
(een) snuits trekken:
n snoets trekke (Q095p Maastricht),
n snōēts trekken (Q095p Maastricht),
un snoets trekke (Q095p Maastricht),
een maske trekken:
n maske trekke (Q095p Maastricht),
grijnen:
grijnen (Q095p Maastricht),
grimassen maken:
grimasse make (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht)
|
grijnzen, een lelijk gezicht trekken [greeze, nen toot zette, snuit trekke, grimas maken] [N 10 (1961)]
III-1-4
|