22474 |
een list gebruiken |
foetelen:
foetelen (Q095p Maastricht)
|
Een list gebruiken bij het kaarten [finten]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20178 |
een miskraam krijgen |
een miskraam krijgen:
ene miskraom kriege (Q095p Maastricht),
een misval krijgen:
ne misval kriege (Q095p Maastricht),
misgaan:
misgaon (Q095p Maastricht)
|
miskraam, Een ~ krijgen (opslagen, omslaan). [N 84 (1981)]
III-2-2
|
30090 |
een muur opmetselen |
metselen:
[metselen] (Q095p Maastricht),
optrekken:
ǫptrɛkǝ (Q095p Maastricht)
|
Al metselend een muur laag na laag hoger maken. Een muur die zo werd opgetrokken werd in K 353 een 'muur in opbouw' ('mȳr en up˱bē̜jǝf') genoemd. Het resultaat was volgens een aantal invullers een 'volle muur' ('volǝ mȳr', K 353; 'volǝ myǝr', K 278; 'vǫlǝ mūr', Q 197, 197a; 'vol mūr' L 364). Zie voor de fonetisch niet gedocumenteerde vormen de lemmata 'Metselen' en 'Muur'. [N 31, 27; N 31, 32b; monogr.]
II-9
|
30077 |
een muur uitloden |
een muur uitloden:
nǝ mūr ūtlūtǝ (Q095p Maastricht)
|
De verticale stand van een muur of profiel controleren met behulp van een schietlood. [N 31, 10b]
II-9
|
30162 |
een muur voegen |
een muur voegen:
nǝ mūr vōgǝ (Q095p Maastricht)
|
De voegen tussen metselstenen met voegmortel opvullen. Voegwerk wordt doorgaans na het metselwerk uitgevoerd. De voegen worden daartoe met behulp van de voegkrabber ter diepte van 1,5 à 2 cm uitgekrabd waarna de mortel vanaf een plankje door middel van een voegspijker in de voeg wordt gebracht. Voor de lintvoegen gebruikt men een lange voegspijker, voor de stootvoegen een korte. [N 32, 32; monogr.]
II-9
|
30085 |
een muur waterpassen |
een muur waterpassen:
nǝ mūr wātǝrpasǝ (Q095p Maastricht)
|
De horizontale stand van een muur controleren met behulp van de waterpas. [N 31, 10c; monogr.]
II-9
|
33893 |
een naar boven schelend oog |
scheel:
šēl (Q095p Maastricht)
|
[N 8, 90v]
I-9
|
17843 |
een nachtmerrie hebben |
ik heb gedeeld:
ix høp gədaelt (Q095p Maastricht)
|
Nachtmerrie; hoe vertaalt gij, fr. jai eu le cauchemar? [ZND 05 (1924)]
III-1-2
|
18273 |
een paar schoenen |
een paar schoenen:
e paar scheun (Q095p Maastricht),
e paar sjeun (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
ei páár scheun (Q095p Maastricht),
u paar scheun (Q095p Maastricht),
u paar sjeun (Q095p Maastricht),
ə pār šø̄n (Q095p Maastricht)
|
een paar schoenen [ZND 06 (1924)] || schoenen, paar ~ [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18337 |
een paar sokken |
een paar sokken:
een paar sokke (Q095p Maastricht),
sokken:
sokke (Q095p Maastricht),
zokke (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
zòkke (Q095p Maastricht),
zök (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht)
|
kousen, paar ~ [zök, zökke] [N 24 (1964)]
III-1-3
|