19208 |
grappig |
badineren:
(schertsend).
badinere (Q095p Maastricht),
boertig:
boertig (Q095p Maastricht),
geestig:
geistig (Q095p Maastricht),
grappetig:
grappetig (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
grappig:
grappig (Q095p Maastricht),
ook materiaal znd 24, 26
grapeͅx (Q095p Maastricht),
koddig:
koddig (Q095p Maastricht),
ook materiaal znd 24, 26
koͅdeͅx (Q095p Maastricht),
komiek:
ook materiaal znd 24, 26
kəmīk (Q095p Maastricht),
kostelijk:
köstelik (Q095p Maastricht),
lollig:
lollig (Q095p Maastricht),
lollige voeten:
lollege veut (Q095p Maastricht),
plezant:
pləzànt (Q095p Maastricht),
plezierig:
plezeerig (Q095p Maastricht)
|
grappig [ZND 01 (1922)] || koddig, kluchtig, grappig, boertig, snaaks || vol grappen, vermakelijk, gezegd van een persoon [plezierig, plezant, grappig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
32848 |
gras |
gras:
grās (Q095p Maastricht),
grǭs (Q095p Maastricht)
|
De algemene benaming voor het gewas, zo uitvoerig mogelijk gedocumenteerd, zodat in de volgende lemma''s naar deze opgaven en naar de klankkaart kan worden verwezen. Op de klankkaart van het type gras zijn de vormen met betoning niet apart aangegeven; men kan bij dit woord aannemen dat het in het gehele polytone gebied sleeptoon heeft. Wanneer er meer dan één variant voor een plaats was opgegeven, is bij voorkeur het materiaal van de mondelinge enquêtes in kaart gebracht.' [N 14, 88a; JG 1b, add.; Wi 54; S 11; L 1 a-m; L 1u, 75; L 20, 26a; L 35, 65; L. 39, 41; A 2, 54; A 4, 26a; A 4, 28; RND 111; monogr.]
I-3
|
32850 |
gras of grasland om af te grazen |
wei:
węi̯ (Q095p Maastricht),
weigras:
węi̯[gras] (Q095p Maastricht)
|
Gras bestemd om afgegraasd te worden. Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) gras het lemma ''gras''. [N 14, 89b; monogr.]
I-3
|
32851 |
gras of grasland om te hooien |
hooigras:
hø̜i̯[gras] (Q095p Maastricht)
|
Gras bestemd voor de hooibouw. Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) gras het lemma ''gras''. [N 14, 89a; N 14, 88a add.; monogr.]
I-3
|
33661 |
grasland |
groes:
grōs (Q095p Maastricht)
|
Grasland in het algemeen en ook wel de graslaag of grasmat in het bijzonder. In N 14, 54 werd gevraagd naar de dialectwoorden voor ø̄grond die met gras is begroeid in het algemeen, ook grasland dat niet als weide is aangelegd of als zodanig wordt gebruiktø̄. Volgens een aantal informanten kan groes echter ook ø̄beemdø̄ of ø̄weiø̄ betekenen. [N 14, 54; N 14, 50a; N 14, 50b; N 6, 33b; N P, 5; L 19b, 2aI; L 4, 40; A 10, 4; monogr.]
I-8
|
32883 |
grasmaaimachine |
maaimachine:
mɛi̯mǝšin (Q095p Maastricht)
|
Het door één of twee paarden getrokken tweewielig werktuig uit het begin van de mechanisatie om gras te maaien. Zie afbeelding 6. [N J, 1a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-3
|
24158 |
grasmus |
grasmus:
graasmösj (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
grasvink:
graasvink (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
taats:
taatsch (Q095p Maastricht),
taatsj (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht)
|
grasmus || grasmus (14 kleur als braamsluiper [044], maar wittere keel; overal buiten in struiken op open terrein; nest graag in braamstruiken; roep [wèèèèt-wèèèèt]; zang druk kwetterend [N 09 (1961)] || Hoe heet de grasmusch? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
24159 |
graspieper |
graspieper:
groaspieper (Q095p Maastricht),
graspiepertje:
graaspieper(ke) (Q095p Maastricht)
|
graspieper || graspieper (14,5 als boompieper [036], maar nu juist op nat wei- en veenland; zang is zachter [N 09 (1961)]
III-4-1
|
32852 |
grasspriet |
grasje:
grēskǝ (Q095p Maastricht),
grasspier:
[gras]spīr (Q095p Maastricht),
grassprietje:
[gras]spritšǝ (Q095p Maastricht)
|
Stengel of halm van de grasplant; een enkel smal blaadje. Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) ''gras'' het lemma ''gras''. [N P, 4a; monogr.]
I-3
|
19460 |
grasveld, bleekveld |
bleek:
bleik (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
bléék (Q095p Maastricht),
bəleik (Q095p Maastricht),
y =ij
bly(3)̄k (Q095p Maastricht)
|
bleek || bleekveld || het bleken || het grasveld waarop men wasgoed te bleken legt [bleek, dries, groes] [N 90 (1982)] || het linnen dat gebleekt wordt || Onderhouden grasveld (bleek, gazon, gruis) [N 79 (1979)]
III-2-1
|