e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
grof gebouwde vrouw dikke machochel: en dikke megochel (Maastricht), kurassier: kaarosseer (Maastricht), koͅrəse:r (Maastricht), machine: e meschien (Maastricht), e mesjien (Maastricht), en mesjien (Maastricht), machochel: en megochel (Maastricht), machochel (Maastricht), Vrouw.  machóchel (Maastricht), madsel: ⁄n madzjel (Maastricht), molenpaard: meulepeerd (Maastricht), roze vrouwmens: Maastricht Wb.:  ro:zə vro:məs (Maastricht), roze wijf: ro:zə wi:f (Maastricht), ton: en ton (Maastricht), vrouw met een behoorlijke kom-eens-voor: ⁄n vrouw mèt ⁄ne behuurlike kom-⁄ns-väör (Maastricht), vrouwmens wie een molenpaard: e vrommes wie e meulepeerd (Maastricht), vrouwmens wie een paard: e vrommes wie e peerd (Maastricht) fors gebouwde vrouw [megochel, schommel] [N 07 (1961)] || hoe heet een sterk gebouwde vrouw (soms: tes, tas, enz.) [ZND 05 (1924)] || zwaar van lichaamsbouw [grof, stug, struis] [N 10 (1961)] III-1-1
grof spinnen grof spinnen: grōf spenǝ (Maastricht) Het spinnen van grof gesponnen draad. Volgens de informant van Q 98 was ø̄grof spinnenø̄ van minder kwaliteit en was er soms twee keer getwijnd. [N 34, C2] II-7
groflinnen beenwindsel beenwindsel: beinwinsels (Maastricht), puttee (eng.): poeties (Maastricht), slobkous: slòpkouse (Maastricht) windsels, groflinnen lappen of ~ die bij koud of nat weer en bij vuil werk met linten of knopen om de broekspijpen worden gebonden [slophooze, beenslette, beenwagge, gette, slikbagge] [N 24 (1964)] III-1-3
grommen brommen: brómme (Maastricht), grommen: gromme (Maastricht), grómme (Maastricht), Endepols  gromme (Maastricht, ... ), grómme (Maastricht), ideosyncr.  gromme (Maastricht), WBD/WLD  grommə (Maastricht, ... ), gròmmə (Maastricht), grozen: grouzə (Maastricht) Hoe noemt u een dof, laag, grommend geluid voortbrengen, gezegd van honden (grauwelen, gronzen, grommen, grozen, grollen) [N 83 (1981)] III-2-1
grond waarop de boerderij staat erf: ɛ̄rǝf (Maastricht) Vaak zijn boerderijen op een natuurlijke lichte verhoging in het terrein gebouwd. Naast de meer algemene benamingen van de plek waarop het bedrijf ligt, vinden we dan ook enkele specifiek op die hoogte betrekking hebbende benamingen. Ze staan achter in het lemma bijeen. [N 5A, 74a; A 10, 1; monogr.] I-6
grond, aarde aarde: ērt (Maastricht), drek: drɛk (Maastricht), grond: gront (Maastricht), grōnt (Maastricht) De algemene benaming. [S 1, 7, 11, 42; Wi 52; R III, 5, 6, 7, 8; L A1, 150; Vld.; N 18, add.; monogr.] I-8
gronden gronden: grǫnǝ (Maastricht) Een grondverflaag op het hout aanbrengen. Zie ook het lemma ɛgrondenɛ in wld II.9, pag. 211.' [N 56, 54] II-12
grondhout sperfineer: spɛrfenēr (Maastricht) De eenvoudige, goedkopere houtsoorten waarop het fineerhout wordt gelijmd. [N 56, 11] II-12
grondwater grondwater: groond water (Maastricht), groond wààtər (Maastricht), groondwaater (Maastricht), groondwater (Maastricht), groondwāātər (Maastricht), groont wáátər (Maastricht), groontwaatər (Maastricht), groontwáátər (Maastricht, ... ), grōōntwatər (Maastricht), grónd water (Maastricht), gróndwater (Maastricht, ... ) grondwater, water dat zich in de grond bevindt oa doordat regenwater door de losse bovengrond tot op een harde laag zakt [zakwater, kwelm] [N 81 (1980)] III-4-4
grondwerker grondwerker: grontwęrǝkǝr (Maastricht), grōntwęrǝkǝr (Maastricht) De arbeider die het graafwerk voor kelderruimte of funderingssleuven verricht. In L 270 werd dit werk gewoonlijk door de handlangers gedaan. Zie voor de fonetische documentatie van de tussen '(...)-' geplaatste vormen het lemma 'Handlanger'. [N 30, 3a; N 30, 26a; monogr.] II-9