24652 |
hemelsleutel |
vetplant:
Spelling: "fonetisch
vetplant (Q095p Maastricht)
|
Hemelsleutel (sedum telephium: purpureum 10 tot 40 cm hoog. De stengels groeien rechtop of opstijgend; de bladeren groeien tegenoverstaand, eivormig, vlezig en gezaagd; de bloemen groeien in dichte trossen en zijn geel of purperrood. Bloeitijd in juli e [N 92 (1982)]
III-4-3
|
23241 |
hemelvaartsdag |
hemelvaart:
Hiemelvaart (Q095p Maastricht),
hiemelvaart (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
hieməlvaart (Q095p Maastricht),
hemelvaartsdag:
Hiemelvaarts-daag (Q095p Maastricht),
Hiemelvaartsdaag (Q095p Maastricht)
|
Hemelvaart, Hemelvaartsdag [Hiemelvaart, Himmelvaatsdag, Himmelvaat, Kriste hiemmelvaat]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
34474 |
hen met kuikens |
kloek:
kluk (Q095p Maastricht),
klok:
klok (Q095p Maastricht)
|
Kip die rondloopt met kuikens. Zie afbeelding 9. [A 6, 1c; A 28, add.; L 22, 22; Gwn 5, 15 add.; NE II, 11; L B2, 320; R 3, 40; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.]
I-12
|
22745 |
hengel |
hengel:
NB Maastricht Wb., pag. 139: hengel, oorvormig handvat; - voor de bet. van hengelroede, z. vèsgeerd.
hingel (Q095p Maastricht)
|
Hengel. [ZND m]
III-3-2
|
19511 |
hengsel |
hengel:
hīngel (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
Verklw. hingelke D¯n hingel van de koffipot is gebroke Voor de bet. van vistuig, hengelroede zie vèsgeerd
hingel (Q095p Maastricht),
hengsel:
De deur oet de hingsels huffe
hingsel (Q095p Maastricht)
|
hengel || hengsel [ZND 43 (1943)] || hengsel van waterketel van koper of ijzeren met hengsel en tuit (hengel, hengsel) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
33748 |
hengst |
hengst:
heŋs (Q095p Maastricht)
|
Ongesneden mannelijk paard. [JG 1a, 1b; A 4, 2b; L 20, 2b; L 39, 42; L A1, 166; S 27; Wi 8; monogr.]
I-9
|
33757 |
hengstveulen |
hengstveulen:
heŋsvø̄lǝ (Q095p Maastricht)
|
Het mannelijk jong van een paard. [JG 1a, 1b; N 8, 3a]
I-9
|
27358 |
hennep |
kemp:
kɛmp (Q095p Maastricht),
kɛ̄mp (Q095p Maastricht)
|
Cannabis sativa L. De tot een paar meter hoog opgroeiende eenjarige plant met getande zesvingerige bladeren. Van de vezels vervaardigt men touw en grof linnen voor zeilwerk. Het zaad is oliehoudend en wordt ook wel als vogelvoer gebruikt. Hennep is een tweehuizige plant, zodat men kan spreken van mannelijke en de vrouwelijke planten. De mannelijke (Cannabis sativa mas L.) groeit aanvankelijk harder, maar sterft ook eerder af. Hij is tengerder dan de vrouwelijke en levert alleen vezels. De vrouwelijke (Cannabis sativa foemina L.) is veel forser, draagt het zaad en levert de beste vezels. Door het forse uiterlijk van de vrouwelijke plant wordt deze vaak aangezien voor de mannelijke. In dit lemma worden onder A. eerst de algemene benamingen gegeven. Voor zover bekend volgen onder B. de benamingen voor de vrouwelijke en onder C. die voor de mannelijke hennep. Zie Brok 1973 en 1984. [A 49, 14a en 14b; L A1, 91; L 1, a-m; L 1u, 87; L 15, 6; Wi 52; S 13; monogr.; add. uit JG 1d]
I-5
|
33282 |
hennepzaad |
kempzaad:
kęmpzǭt (Q095p Maastricht)
|
Het oliehoudend zaad van de hennepplant, vooral gebruikt als vogelvoer. [monogr.; add. uit Wi 52; S 13]
I-5
|
33343 |
herderin |
herderin:
hęrdǝren (Q095p Maastricht),
herderinnetje:
hęrdǝrenǝkǝ (Q095p Maastricht)
|
Bij de opgaven scheper en van herd wordt opgemerkt dat beide geslachten door deze termen worden aangeduid. [Wi 18; monogr.]
I-6
|