e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hemelsleutel vetplant: Spelling: "fonetisch  vetplant (Maastricht) Hemelsleutel (sedum telephium: purpureum 10 tot 40 cm hoog. De stengels groeien rechtop of opstijgend; de bladeren groeien tegenoverstaand, eivormig, vlezig en gezaagd; de bloemen groeien in dichte trossen en zijn geel of purperrood. Bloeitijd in juli e [N 92 (1982)] III-4-3
hemelvaartsdag hemelvaart: Hiemelvaart (Maastricht), hiemelvaart (Maastricht, ... ), hieməlvaart (Maastricht), hemelvaartsdag: Hiemelvaarts-daag (Maastricht), Hiemelvaartsdaag (Maastricht) Hemelvaart, Hemelvaartsdag [Hiemelvaart, Himmelvaatsdag, Himmelvaat, Kriste hiemmelvaat]. [N 96C (1989)] III-3-3
hen met kuikens kloek: kluk (Maastricht), klok: klok (Maastricht) Kip die rondloopt met kuikens. Zie afbeelding 9. [A 6, 1c; A 28, add.; L 22, 22; Gwn 5, 15 add.; NE II, 11; L B2, 320; R 3, 40; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.] I-12
hengel hengel: NB Maastricht Wb., pag. 139: hengel, oorvormig handvat; - voor de bet. van hengelroede, z. vèsgeerd.  hingel (Maastricht) Hengel. [ZND m] III-3-2
hengsel hengel: hīngel (Maastricht, ... ), Verklw. hingelke D¯n hingel van de koffipot is gebroke Voor de bet. van vistuig, hengelroede zie vèsgeerd  hingel (Maastricht), hengsel: De deur oet de hingsels huffe  hingsel (Maastricht) hengel || hengsel [ZND 43 (1943)] || hengsel van waterketel van koper of ijzeren met hengsel en tuit (hengel, hengsel) [N 20 (zj)] III-2-1
hengst hengst: heŋs (Maastricht) Ongesneden mannelijk paard. [JG 1a, 1b; A 4, 2b; L 20, 2b; L 39, 42; L A1, 166; S 27; Wi 8; monogr.] I-9
hengstveulen hengstveulen: heŋsvø̄lǝ (Maastricht) Het mannelijk jong van een paard. [JG 1a, 1b; N 8, 3a] I-9
hennep kemp: kɛmp (Maastricht), kɛ̄mp (Maastricht) Cannabis sativa L. De tot een paar meter hoog opgroeiende eenjarige plant met getande zesvingerige bladeren. Van de vezels vervaardigt men touw en grof linnen voor zeilwerk. Het zaad is oliehoudend en wordt ook wel als vogelvoer gebruikt. Hennep is een tweehuizige plant, zodat men kan spreken van mannelijke en de vrouwelijke planten. De mannelijke (Cannabis sativa mas L.) groeit aanvankelijk harder, maar sterft ook eerder af. Hij is tengerder dan de vrouwelijke en levert alleen vezels. De vrouwelijke (Cannabis sativa foemina L.) is veel forser, draagt het zaad en levert de beste vezels. Door het forse uiterlijk van de vrouwelijke plant wordt deze vaak aangezien voor de mannelijke. In dit lemma worden onder A. eerst de algemene benamingen gegeven. Voor zover bekend volgen onder B. de benamingen voor de vrouwelijke en onder C. die voor de mannelijke hennep. Zie Brok 1973 en 1984. [A 49, 14a en 14b; L A1, 91; L 1, a-m; L 1u, 87; L 15, 6; Wi 52; S 13; monogr.; add. uit JG 1d] I-5
hennepzaad kempzaad: kęmpzǭt (Maastricht) Het oliehoudend zaad van de hennepplant, vooral gebruikt als vogelvoer. [monogr.; add. uit Wi 52; S 13] I-5
herderin herderin: hęrdǝren (Maastricht), herderinnetje: hęrdǝrenǝkǝ (Maastricht) Bij de opgaven scheper en van herd wordt opgemerkt dat beide geslachten door deze termen worden aangeduid. [Wi 18; monogr.] I-6