34005 |
het paard leiden |
leiden:
lęi̯ǝ (Q095p Maastricht)
|
Het paard leiden of mennen door het met de teugels te sturen. Werkwoorden zoals varen en leiden werden niet door alle corresponenten gegeven. [N 8, 100 en 101b; Wi 25; monogr.]
I-10
|
34007 |
het paard met een dubbele lijn leiden |
dobbel kordeel:
dǫbǝl kǝrdil (Q095p Maastricht)
|
Het paard besturen met een lange teugel uit één stuk, die aan de ene kant van het gebit vertrekt, langs de hand van de voerman gaat en langs de andere kant weer aan het gebit bevestigd is (cf. lemma Dubbele Lijn). Bij deze dubbele lijn, die links én rechts naar de hand van de voerder komt, trekt men aan de kant van de richting die het paard moet inslaan. Werkwoorden zoals varen, leiden werden niet altijd opgegeven. [JG 1b; N 8, 101b-c; N 13, 30 en 35]
I-10
|
33921 |
het paard wennen aan tuig en arbeid |
inspannen:
enspanǝ (Q095p Maastricht)
|
[N 8, 99]
I-9
|
26286 |
het rondsel lichten |
opliften:
opløftǝ (Q095p Maastricht)
|
Het rondsel van niet te gebruiken steenkoppels met behulp van een hefboom uit het aswiel lichten. [Coe 93; Grof 114]
II-3
|
23983 |
het schuifje krijgen |
het schuifje krijgen:
t sjuifke kriege (Q095p Maastricht),
het schuifje toedoen:
et schuifke tow doen (Q095p Maastricht)
|
Het gebruik om het schuifblad in de biechtstoel te sluiten wanneer de biecht wordt uitgesteld en de biechteling niet geholpen kan worden omdat er redenen zijn om aan het berouw of aan het vervullen van de voldoening te twijfelen [het deurken/vensterken kr [N 96D (1989)]
III-3-3
|
29640 |
het smalspoor verleggen |
rippen:
repǝ (Q095p Maastricht)
|
Het smalspoor verplaatsen naarmate het uitgraven van de kleiput vordert. [N 98, 55; monogr.]
II-8
|
32282 |
het vat met vuur verwarmen |
de ton warmstoken:
dǝ tǫn wɛ.rǝm stōkǝ (Q095p Maastricht)
|
Het vat boven een brandend vuur plaatsen met als doel de duigen te verwarmen waardoor ze soepel en buigzaam worden en de kuiper het vat zijn ronde vorm kan geven. In een aantal plaatsen werd het vuur op een rooster of in een kachel aangelegd. De open onderkant van het vat werd vervolgens boven deze vuurhaard geplaatst. Zie ook het volgende lemma. [N E, 28b]
II-12
|
32280 |
het vat met water verwarmen |
koken:
kōkǝ (Q095p Maastricht)
|
Het gehele vat, waarvan de ene helft al voorzien is van sluitbanden, in kokend water plaatsen of het vat met kokend water bestrijken. Op deze wijze worden de duigen aan de onderkant soepel en buigzaam gemaakt zodat de kuiper het vat zijn ronde vorm kan geven. Hij gebruikt daarvoor de kuipersvijs en/of de sluitbanden. Het koken van het vat werd vooral gedaan als er dikke duigen moesten worden bewerkt. In Heel (L 328), Kortessem (Q 74) en Maastricht (Q 95) was dit niet gebruikelijk. [N E, 28a]
II-12
|
32273 |
het vat opzetten |
de ton opzetten:
dǝ tǫn ǫp˲zętǝ (Q095p Maastricht)
|
De duigen met behulp van een voorlopige opzetband overeind zetten. De eerste duig die de kuiper plaatst wordt met behulp van een opzetklem vastgezet. Daarna worden de andere duigen binnen de opzetband geplaatst totdat de ring gevuld is. Dan kan de opzetklem verwijderd worden. [N E, 25]
II-12
|
25443 |
het vlees in stukken snijden |
stukkeren:
sty-jkǝrǝn (Q095p Maastricht),
stø̜kǝrǝ (Q095p Maastricht)
|
Als één der helften van het gekloofde dier verwerkt wordt, snijdt men deze eerst in enkele grote, wat handzamer stukken. [N 28, 98; monogr.]
II-1
|