25134 |
ijzel, bevroren neerslag |
ijzel:
iesel (Q095p Maastricht),
iezel (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
īzəl (Q095p Maastricht)
|
ijzel || ijzel, onderkoelde regen waarvan de straten spiegelglad worden [heezel, hijzel] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25157 |
ijzelen |
grijzelen:
ps. bij benadering omgespeld volgens IPA (er stond een i met een staartje eronder en een : erachter).
gri:zəl (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
ijsregenen:
⁄t ies regent (Q095p Maastricht),
ijzelen:
iezele (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
ət īzəlt (Q095p Maastricht),
spiegel, het is:
speiël (Q095p Maastricht),
spiegelen:
speiële (Q095p Maastricht)
|
ijzel, onderkoelde regen waarvan de straten spiegelglad worden [heezel, hijzel] [N 22 (1963)] || ijzelen [N 22 (1963)], [ZND 01 (1922)], [ZND 36 (1941)] || ijzelen, bevriezen van neerslag
III-4-4
|
18870 |
ijzen |
angstigen:
engstige (Q095p Maastricht),
get heel erg vinden:
get hiel erreg vinde (Q095p Maastricht),
griezelen:
griezele (Q095p Maastricht),
gruwelen:
grŭŭwələ (Q095p Maastricht),
rijzelen:
riezele (Q095p Maastricht),
schroevelen:
sjroevələ (Q095p Maastricht),
schuiveren:
sjoevere (Q095p Maastricht),
sjoevərə (Q095p Maastricht),
sjōēvərə (Q095p Maastricht),
walgen:
wàlləgə (Q095p Maastricht),
zich rijzelen:
ziech riezele (Q095p Maastricht)
|
vervuld worden van afgrijzen, iets heel erg afschuwelijk vinden [ijzen, schruwen, grijzelen, grillen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
26412 |
ijzeren banden |
ijzeren banden:
izǝrǝ bɛn (Q095p Maastricht)
|
IJzeren banden waarmee het uiteinde van de molenboom wordt versterkt teneinde klieven van het hout tegen te gaan. Zie ook afb. 74. [Jan 75; Coe 67; Grof 90]
II-3
|
32304 |
ijzeren drevels, deuvels |
kuipersnagels:
kȳpǝrsnāgǝls (Q095p Maastricht),
punten:
pø.ntǝ (Q095p Maastricht
[(worden zelden gebruikt)]
),
puntnagels:
pøntnāgǝls (Q095p Maastricht)
|
De tweepuntige stalen nagels waarmee de verschillende bodemplanken met elkaar verbonden worden. [N E, 38c]
II-12
|
32907 |
ijzeren gaffel, oogstgaffel |
gaffel:
gafǝl (Q095p Maastricht),
(mv)
gafǝltǝn (Q095p Maastricht),
hooigaffel:
[hooi]gafǝl (Q095p Maastricht),
hooivork:
[hooi]vǫ.rǝk (Q095p Maastricht),
riek:
rēk (Q095p Maastricht),
vork:
vø̜.rǝk (Q095p Maastricht)
|
Twee- of drietandige ijzeren vork, met lange, enigszins gebogen tanden en een lange houten steel, gebruikt om hooi of korenschoven op te steken en op de wagen te laden. Zie afbeelding 10, b. Voor het voorkomen van de term riek en van varianten van het type gāfel, zie de toelichting bij het lemma ''houten gaffel''. Voor de fonetische documentatie van het woorddel (hooi) zie het lemma ''hooi''.' [N 18, 27; JG 1a, 1b; A 28, 2; L 1 a-m; L 16, 18a; L B2, 241; Lu 6, 2; S 9; Wi 3; Av 1 III 5a, b; monogr.]
I-3
|
25371 |
ijzeren pin waarmee men het slachtvee verdooft |
pin:
pen (Q095p Maastricht)
|
De woordtypen in dit lemma kunnen op verschillende zaken duiden. Men kan ermee bedoelen de ijzeren pin die uit het schietmasker gedreven wordt of de pin die op een hamer waarmee men het dier op de kop slaat, is bevestigd, of de pin van het penapparaat. Dit laatste werktuig is een voorloper van het penschietmasker. Zie ook de toelichting bij het lemma ''schietmasker''. [N 28, 5b; N 28, 5d; monogr.]
II-1
|
21334 |
illustratie |
illustratie (<fr.):
eͅləstrāsi (Q095p Maastricht),
prentje:
prēnsjə (Q095p Maastricht),
prīnsjə (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht)
|
een plaatje, prentje, afbeelding [beeldeke] [N 90 (1982)] || illustratie [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|
18935 |
in alle haast |
gepresseerd:
gəpreseert (Q095p Maastricht),
heel gauw:
hiel gaw (Q095p Maastricht),
hol over trol:
cf. VS s.v. "II. hol"7. (plat) gat, achterste ; hol over bol = halsoverkop; of hul? = omhulsel
höl euvertröl (Q095p Maastricht),
holderdebolder:
holder de bolder (Q095p Maastricht),
snap:
snap (Q095p Maastricht),
zo gauw mogelijk:
zoe gaw meugelek (Q095p Maastricht)
|
in heel grote haast [hap, snap] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21752 |
in beslag nemen / beslag leggen op |
beslag leggen:
beslaag lekke (Q095p Maastricht),
beslaag lègge (Q095p Maastricht),
beslaaglègge (Q095p Maastricht),
bəslaag lēkkə (Q095p Maastricht),
bəslaag léggə (Q095p Maastricht),
in beslag:
in beslaag (Q095p Maastricht),
in beslag nemen:
in beslaag neume (Q095p Maastricht)
|
het in beslag nemen van goederen bijv. als uitvoering van een vonnis [beslag, kommer] [N 90 (1982)]
III-3-1
|