25248 |
aam, maat van 150 l. |
aam:
aom (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht)
|
aam [ZND 01 (1922)], [ZND 32 (1939)]
III-4-4
|
31252 |
aambeeld |
aanbeeld:
ǭ.mbēlt (Q095p Maastricht),
ǭmbelt (Q095p Maastricht),
aanvilt:
ǭmvęlt (Q095p Maastricht),
ǭmvɛlt (Q095p Maastricht)
|
Een gietijzeren of stalen blok waarop de smid het smeedwerk uitvoert. Aan één of twee zijden van het aambeeld kan een hoorn zijn bevestigd, een puntig uitsteeksel waarop ijzer kan worden gebogen. De vlakke bovenzijde van het aambeeld, de baan, wordt gebruikt voor het smeedwerk. In de baan zijn soms één of meer gaten aangebracht waarin gereedschap zoals de schroodbeitel en de tas kunnen worden geplaatst. Vgl. ook afb. 15. De invuller uit Q 121 kende drie soorten aambeelden: 1. het aambeeld met twee ronde hoorns; 2. het aambeeld met één ronde en één vierkante hoorn; 3. het aambeeld met één hoorn en een stuikblok. Ook andere respondenten vermeldden deze drie aambeelden. Vgl. ook afb. 14. In L 382 kende men ook nog een aambeeld dat speciaal gebruikt werd bij het aanbrengen van de kap op vijlbladen. Het bovenvlak van dit aambeeld was van zacht roodkoper vervaardigd. Zie ook het lemma "vijlkap". [N 33, 40; N 33, 49; N 33, 50; S 1; R 14, 8b; L 1a-m; L 1u, 2; L 17, 9; L B1, 201; N 64, 32a-b; N 66, 13a-b; monogr.]
II-11
|
31255 |
aambeeldhoorn |
hoorn:
hōrn (Q095p Maastricht)
|
Het puntige uitsteeksel of elk van de twee puntige uitsteeksels van een aambeeld, waarover ijzer rond kan worden gebogen. De hoorn kan in doorsnede zowel kegelvormig als vierkant uitgevoerd zijn. Er bestaan ook aambeelden die van beide uitvoeringen zijn voorzien. [N 33, 42; N 64, 32f; N 66, 13f]
II-11
|
18097 |
aambeien |
aambeien:
aambeie (Q095p Maastricht),
aambeiə (Q095p Maastricht),
takken:
takke (Q095p Maastricht)
|
Aambeien: bes- of knobbelvormige zwellingen van de aders aan de anus of aan het onderste gedeelte van de endeldarm (speen, spenen, blikaar(d)s, aambeien, puisten, bikaards, vijgpuisten). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20284 |
aan de borst zijn |
aan de borst zijn:
aon də boors sie.n (Q095p Maastricht),
aan de mem zijn:
aon de mem zijn (Q095p Maastricht),
de borst krijgen:
də boors kriegə (Q095p Maastricht),
gevoed worden:
gevoed weurde (Q095p Maastricht)
|
gezoogd worden, aan de borst zijn, gezegd van zuigelingen [lodderen, mem lebben] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
18212 |
aan flarden |
gans kapot:
z’n kleier waore gaans kapot (Q095p Maastricht),
verdestrueerd:
[Etym.: ver + verbastering van lat. destruere] [Van Dale: destrueren, vernielen, tenietdoen, omverhalen]
z’n kleijer waore vertestelweerd (Q095p Maastricht),
verreten en verscheurd:
zien kleijer waore verrete en versjäörd (Q095p Maastricht),
verruneerd:
Zen kleier waore verebeweert (Q095p Maastricht)
|
Zijn kleren waren aan flarden (door een ongeluk of vechtpartij). [DC 17 (1949)]
III-1-3
|
33187 |
aanaarden |
aanhogen:
ǭnhȳgǝ (Q095p Maastricht),
hogen:
hȳgǝ (Q095p Maastricht)
|
Een dag of veertien na het poten wordt het opschietende onkruid van het aardappelveld weggehaald door er met een omgekeerde eg of een kettingeg overheen te gaan; tegelijkertijd wordt dan de grond rul gemaakt en dat bevordert de groei van de planten. Enige tijd later, wanneer de aardappelplantjes ongeveer 10 cm zijn opgeschoten, wordt er tussen de rijen geschoffeld om het onkruid te verwijderen; doorgaans met de schoffelmachine. Weer enige tijd later, vroeger rond 21 juni, wordt de grond rond de voet van de struikjes opgehoogd om de knolletjes die aan de oppervlakte groeien te beschermen. Deze knolletjes moeten goed onder de grond ziten; anders worden ze groen en zijn alleen nog als varkensvoer te gebruiken. Op sommige plaatsen echter werden die kleine groene knolletjes juist als pootgoed gebruikt. Dit ophogen wordt aanaarden genoemd en kan op verschillende manieren gebeuren, met de hak of met tenminste twee soorten aanaardploegen. In dit lemma staan de algemene termen voor het aanaarden bijeen. [N 12, 23; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L B2, 294; L 32, 4; Lu 5, 24b; monogr.; add. uit N 11A, 83; N 18, 42 en 43; A 44, 21]
I-5
|
23661 |
aanbidding van het allerheiligste |
aanbidding:
aanbidding (Q095p Maastricht),
aonbidding (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
niet: aonbeijing
aanbidding (Q095p Maastricht),
aanbidding van het allerheiligste:
aonbidding vaan ut allerheiligste (Q095p Maastricht),
de aonbidding vaan `t allerheiligste (Q095p Maastricht),
uitstelling van het allerheiligste:
oetstèling vaan ət àlərheiligstə (Q095p Maastricht)
|
De aanbidding van het Allerheiligste. [N 96B (1989)] || Een aanbiddingsuur of bidstonde, aan elk van de wijken of groeperingen van de parochie toegewezen gedurende deze aanbiddingsdagen [bidstond, bèèjstónd, be------nsjtónd?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
25598 |
aanbrengen van gaatjes in het deegbrood |
prikken:
prekǝ (Q095p Maastricht),
stippelen:
stepǝlǝ (Q095p Maastricht)
|
Met behulp van een vork, een plank met spijkers of ijzeren tanden, een houtje, een spijker of simpelweg een vinger worden gaatjes in het deegbrood aangebracht. [N 29, 42; N 29, 30b; monogr.]
II-1
|
25067 |
aandeel, part |
deel:
deil (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
dēīl (Q095p Maastricht),
dééjl (Q095p Maastricht),
part:
paart (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
pəərt (Q095p Maastricht),
portie:
poorsie (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
pootie (Q095p Maastricht),
pōōrsĭĕ (Q095p Maastricht),
pórsie (Q095p Maastricht),
portietje:
peursieke (Q095p Maastricht),
peusieke (Q095p Maastricht)
|
het deel van het geheel dat men krijgt [garant, rantsoen, part, portie, deel] [N 91 (1982)]
III-4-4
|