e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kalot kalotje (<fr.): kaalutsje (Maastricht), kelótsje, kelötsje (Maastricht), kelötsje (Maastricht, ... ), kalotsje: klötske (Maastricht) De bonnet van de priester. [N 96B (1989)] || kalot, kruinmutsje voor priesters {afb} [plekkertje, klets, kelotje, kadots] [N 25 (1964)] III-3-3
kalven jongelen: jøŋǝlǝ (Maastricht), kalven: kalven (Maastricht), kau̯wvǝ (Maastricht), kavǝ (Maastricht), kāvǝ (Maastricht) Een kalf ter wereld brengen, gezegd van de koe. [JG 1a, 1b; N 3A, 46; S 16; L 1a-m; monogr.] I-11
kalverjuk driehoek: drɛi̯huk (Maastricht), juk: jǫk (Maastricht) Driehoekig raam om de nek van een kalf. [N 3A, 14f] I-11
kam kam: ka:mp - kae:m (Maastricht), kam (Maastricht), kamp (Maastricht, ... ), kāmp - kĕm (Maastricht), toen iech ⁄t wouw kèmme gŏng miene kamp kepot (Maastricht), toen ieg ⁄t wow kemme ging de kamp kepot (Maastricht), wie iech ⁄t wouw kemme goong miene kamp kepot (Maastricht) kam (enkelvoud - meervoud) [ZND 01 (1922)], [ZND 27 (1938)], [ZND m] || Kam. Toen ik ’t wou kammen ging mijn kam stuk. [DC 39 (1965)] || Min of meer getande, rode, vlezige uitwas op de kop van kippen. [A 39, 3c; monogr.] I-12, III-1-3
kameel kameel: kameel (Maastricht), kəmeel (Maastricht, ... ), kemel: In het liedje: op ne gouwe -, op ne gouwe ossekop; gewoner is kameel, kemeel (ke- = k\\; klemt. op -meel).  kemel (Maastricht) Kameel. || kameel: Hoe noemt u in uw dialect het grote zoogdier dat twee bulten op de rug heeft en in de woestijn leeft? [N 100 (1997)] III-3-2
kamer kamer: kamer (Maastricht), kāmər (Maastricht), E kemerke op zolder  kamer (Maastricht), vertrek: De vertrèkke van de Keuningin  vertrèk (Maastricht) afzonderlijk afgesloten vertrek || kamer [ZND m] III-2-1
kamerjas kamerjas: kamerjas (Maastricht), sjamberloek: [Van Dale: sjamberloek (&lt;Hd. &lt; Turks yagmurlyk, regenmantel), kamerjapon voor heren, wijde huisjas met ceintuur]  sjamberloek (Maastricht, ... ), sjamberlok (Maastricht, ... ), sjamberlók (Maastricht) een kamerjas [N 59 (1973)] || kamerjas [sjamberloe] [N 23 (1964)] || sjamberloek: kamerjas III-1-3
kamerpalm palmjee: pallemjee (Maastricht) kamerpalm III-2-1
kamerschieten kamers afspelen: kaamer afspeele (Maastricht) Het gebruik om tijdens het rekken van de processie donderbussen af te schieten [kamere aafsjisse]. [N 96C (1989)] III-3-2
kamerstoel draagstoeltje: draagsteulke (Maastricht), kamerstoel: Stoel zo ingericht dat men er zijn gevoeg op kan doen Awwerwètse kamersteul zuut me neet mie väöl  kamerstool (Maastricht), stelletje: stèlke (Maastricht), stellinkje: stellingske (Maastricht) kamerstoel || Klein draagbaar gemak in de vorm van een stoel (gemakstoel, kakstoel, kamerstoel, kakkedoor, stilletje) [N 79 (1979)] III-2-1