29712 |
klapstoel |
omklapper:
ømklapǝr (Q095p Maastricht)
|
Toestel dat door middel van voetkracht de met klei gevulde vormbak omkeert op een steenplankje. [N 98, 85; monogr.]
II-8
|
21090 |
klapstuk |
platte dun:
platte dun (Q095p Maastricht)
|
stuk vlees uit lendenen
III-2-3
|
25737 |
klaren |
filtreren:
filtreren (Q095p Maastricht)
|
De vloeistof van het beslag zuiveren van de erin zwevende vaste deeltjes waardoor deze helder wordt. Zie ook het lemma ''klaringskuip''. [N 35, 39; monogr.]
II-2
|
25738 |
klaringskuip |
klaarkuip:
klø̜̄rkūp (Q095p Maastricht)
|
Kuip waarin het aftreksel van mout en water wordt geklaard, d.w.z. waar de wort gescheiden wordt van de bostel. [N 35, 29]
II-2
|
17957 |
klauteren |
kledderen:
klaedərə (Q095p Maastricht),
kleddərə (Q095p Maastricht),
klĕddere (Q095p Maastricht),
klimmelen:
kløͅmələ (Q095p Maastricht)
|
klauteren [ZND 01 (1922)], [ZND m] || Op een boom klauteren [ZND 27 (1938)]
III-1-2
|
33256 |
klaver, algemeen |
klaver:
klāvǝr (Q095p Maastricht),
klee:
klīǝ (Q095p Maastricht)
|
De klaver- en klee-varianten in dit lemma vormen de verzamelnaam voor allerlei klaversoorten uit de familie van de Vlinderbloemigen. Klaver werd tot 1950 geteeld als groenvoer en als stoppelgewas. In de Nijmeegse lijst is niet naar de afzonderlijke soorten of naar de algemene naam gevraagd, alleen naar de benamingen voor verschillende oude klaversoorten. Hier zijn, naast de algemene naam in dit lemma, eerst enkele meestvoorkomende soorten apart behandeld en is tot slot een verzamellemma Andere Oude Klaversoorten toegevoegd. De scheiding in het Nijmeegse materiaal is achteraf aangebracht, op grond van de gewasnaam, de opmerkingen van de zegslieden en andere bronnen. Zie ook WBD.I, afl. 8, blz. 1408. [N 14, 83; JG 1a, 1b, 2b, 2c; A 4, 10; L 1, a-m; L B2, 348; L 20, 10; Wi 50; S 18; monogr.]
I-5
|
22747 |
klaveren in het kaartspel |
klaveren:
klaavərə bu:r (Q095p Maastricht),
klavere (Q095p Maastricht),
Iech höb mer e klei kleverke: een zeer lage klaverkaart; iech höb twie klavere(s): twee klaverkaarten; z. schoppen I.
klavere (Q095p Maastricht)
|
Hoe noemt u van het kaartspel de verschillende symbolen? (Het gaat om de gewone namen, niet om woorden voor "troef"enz.). - IV. Klaveren. [DC 52 (1977)] || Klaveren: bladfiguur op kaart; de kaart zelf. || Klaveren: klaveren boer. [ZND 01 (1922)]
III-3-2
|
22396 |
klaverjassen (kaartspel) |
klaverjassen:
klāvərjasə (Q095p Maastricht)
|
Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24869 |
klavervreter |
schimmel:
sjummel (Q095p Maastricht)
|
woekerplant
III-4-3
|
24867 |
klaverzuring |
surelle (fr.):
sərɛl (Q095p Maastricht),
wilde surelle:
wèl serel (Q095p Maastricht),
witte klee:
Spelling: "fonetisch", alles omgespeld
wetə klī (Q095p Maastricht),
witte surelle:
WLD
wittə sərréél (Q095p Maastricht)
|
klaverzuring [ZND 34 (1940)], [ZND m] || Witte klaverzuring (oxalis acetosella 5 tot 10 cm groot. De plant heeft een dunne, geschubde wortelstok; de bladeren zijn wortelstandig, 3-tallig. De blaadjes zijn omgekeerd kantvormig; de bloemen groeien afzonderlijk op lange stelen en zijn wit of iets [N 92 (1982)]
III-4-3
|