29629 |
kleikruiwagen |
kommekruikar:
kǫmpǝkrǫwkar (Q095p Maastricht),
kruikar:
krǫwkar (Q095p Maastricht)
|
Kruikar met bak, gebruikt om de gestoken klei vanuit de kleiput te vervoeren. De bak van de kruiwagen werd in Q 111 een kom (kǫmp) genoemd. Met de term taai(e)-kar (L 381) werd oorspronkelijk de kleikruiwagen aangeduid waarmee de gemalen klei van de kleimolen naar de vormtafel werd gebracht. Deze gemalen klei, die een hoge graad van taaiheid had bereikt, werd ook wel taaie (tę ̞j\) genoemd (Geuskens, pag. 36). [N 98, 43; monogr.]
II-8
|
24661 |
klein hoefblad |
hoefblad:
hoofblaad (Q095p Maastricht)
|
hoefblad
III-4-3
|
25009 |
klein in zijn soort |
donder de maat:
dondər də maot (Q095p Maastricht),
fiezel:
(klein kind).
fiezel (Q095p Maastricht),
geneuks:
geneuks (Q095p Maastricht),
klein:
klenge (Q095p Maastricht),
klein geneuks:
klei gəneuks (Q095p Maastricht),
klei(n) geneuks (Q095p Maastricht),
klein van stuk:
klein vaan stök (Q095p Maastricht),
miezerig:
miezerig (Q095p Maastricht),
neerkseltje:
neerkselke (Q095p Maastricht),
petieterig:
petieterig (Q095p Maastricht),
pətietərig (Q095p Maastricht),
petietig:
petitig (Q095p Maastricht),
pietseltje:
pitselke (Q095p Maastricht)
|
iets dat klein is in zijn soort [piepeling, ruigte, geneuk] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
33746 |
klein paard |
ardenner:
ardɛnǝr (Q095p Maastricht),
kinkerspaardje:
kinkerspaardje (Q095p Maastricht
[(vermeld als verouderd voor hit of pony)]
),
pony:
pǫni (Q095p Maastricht)
|
Bedoeld is een paard dat lichter is dan een gewoon boerenpaard en dat men in de koets kan spannen. Een pony is lichter dan een bidet, die op zijn beurt niet zo zwaar als een ardenner is (P 49). Een dubbele pony is zwaarder dan een (enkele) pony of bidet (L 424). Een bidet, iets groter dan een pony, dient veelal als loop- en koetspaard (P 192, Q 168, 242). Een hit - waarbij eveneens een onderscheid tussen enkele en dubbele hit wordt gemaakt - kan vergeleken worden met een pony of bidet. Een ardenner is kort, dik en gedrongen (P 46), groter dan een pony maar kleiner dan een gewoon paard. Uit de antwoorden blijkt een sterke wisseling van de accentuering in pony en bidet. Pony met initiaal accent is aan het Nederlands, met finaal acent aan het Franse poney ontleend. De beginaccentuering in bidet gaat op een autonome ontwikkeling in de dialecten terug. Buiten de genoemde termen komen er nog een vrij groot aantal andere voor. Zie afbeelding 1. [JG la, lb, lc, 2c; N 8, 62a, 62b, 62c en 62d; A 4, 3; L 20, 131], [JG la, lb, lc, 2c; N 8, 62a, 62b, 62c en 62d; A 4, 3; L 20, 3]
I-9
|
17544 |
klein persoon |
onderdeur:
heer is n oonderdeur (Q095p Maastricht)
|
klein van gestalte [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17543 |
klein van gestalte |
klein:
her is kleijn (Q095p Maastricht),
klein van postuur:
heer is klein vaan pestŭŭr (Q095p Maastricht),
klein van stuk:
heer is klein vaan stök (Q095p Maastricht)
|
klein van gestalte [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25159 |
klein wolkje |
schapenwolkje:
sjaopəwölləkskə (Q095p Maastricht),
wolkje:
e wōllekske (Q095p Maastricht),
wölkske (Q095p Maastricht),
wölkskə (Q095p Maastricht),
wöllekske (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
ə wölkskə (Q095p Maastricht),
ə wölləkskə (Q095p Maastricht),
əwèùləkskə (Q095p Maastricht)
|
klein wolkje [oliester] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20349 |
kleindochter |
kleindochter:
klei(n)dochter (Q095p Maastricht),
kleͅi̯ndoxtər (Q095p Maastricht),
kleͅi̯ndōͅxtər (Q095p Maastricht),
kleͅi̯ndoͅxtər (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
kléjndóchtər (Q095p Maastricht),
kleindochtertje:
kleͅi̯ndø͂ͅxtərkə (Q095p Maastricht),
kleinkind:
kleͅi̯nkēnt (Q095p Maastricht)
|
kleindochter [DC 05 (1937)], [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
33318 |
kleine boerderij |
boerderijtje:
burdǝręi̯kǝ (Q095p Maastricht),
keuterboerderij:
kōtǝlburdǝręi̯ (Q095p Maastricht)
|
Bij keuterij, e.d. in het noorden van de Nederlandse provicie wordt uitdrukkelijk opgemerkt dat de keuterboer gewoonlijk ook in dagloondienst is en géén paard bezit; zijn grond beslaat niet meer dan drie tot vijf hectaren. Ook hier vindt men, naast specifieke terminologie met name met het element keuter, ook veel omschrijvende benamingen met klein en diminutiva. Voor de fonetische documentatie van het type boerderij, zie het lemma "Boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2c; A 30A, 3a, 3b en 3d; L 22, 1b; monogr.; add. uit L 38, 22]
I-6
|
29988 |
kleine bouwladder |
trapje:
trɛpkǝ (Q095p Maastricht)
|
Kleine ladder van ongeveer 1.75 m lengte die voornamelijk wordt gebruikt voor het werk binnenshuis. [N 32, 9b; monogr.]
II-9
|