31924 |
lepelboor |
lepelboor:
lēpǝlbōr (Q095p Maastricht)
|
Boorijzer voor hout met een lepelvormig uiteinde. Het snijvlak van de boor is half bolvormig. Zie ook afb. 74b. De lepelboor wordt door verschillende houtbewerkers gebruikt. De wagenmaker boort er onder meer de voorgeboorde naven van karwielen verder mee uit zodat daar vervolgens de naafbus in geplaatst kan worden. [N 33, 329; N 53, 162a; N G, 31c; monogr.]
II-12
|
19556 |
lepelrek |
lepelenrek:
leepelerèk (Q095p Maastricht),
lepele-rek (Q095p Maastricht)
|
rekje aan de wand waarin lepels worden bewaard [N 20 (zj)]
III-2-1
|
21748 |
leraar |
leraar:
lieraar (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
līēráár (Q095p Maastricht),
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: deze lijst heb ik letterlijk, zoals invuller het genoteerd heeft overgenomen!
lĭĕráár (Q095p Maastricht)
|
een leerkracht aan een instelling voor voortgezet onderwijs [magister, leraar, regent, leer] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21376 |
leren |
leren:
dich høͅps vəndaoch ət mi[ə}stə chəlirt, eͅn dich bes braf chəwes, dich mags vrøchər nao hus to[u}w chon eͅsdə andərə (Q095p Maastricht),
lierə (Q095p Maastricht)
|
Gij hebt vandaag het meeste geleerd en ge zijt braaf geweest, gij moogt vroeger naar huis gaan als de andere. Gij: deze ganse zin staat in de tweede pers. enkelv. [ZND 04 (1924)] || leeren [ZND m]
III-3-1
|
18340 |
leren beenkap |
gamasche:
kamasje (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
kemasje (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
kemasse (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
Fr. gamache (slobkous).
kamasj (Q095p Maastricht)
|
[kamasj*]: b) losse, leren beenbekleedsel || lederen beenkappen [kemasse, kamasje] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18653 |
leren muts die onder de kin wordt gesloten |
klepmuts:
klèpmöts (Q095p Maastricht),
vliegermuts:
vleegermöts (Q095p Maastricht)
|
muts, op bivakmuts gelijkende lederen ~ die onder de kin met een knoop wordt gesloten [N 25 (1964)]
III-1-3
|
25355 |
leren schede |
leren schede:
[leren] šęj (Q095p Maastricht),
schede:
šęj (Q095p Maastricht)
|
De slachter draagt vaak aan zijn gordel een leren of houten "holster", waarin hij het gereedschap dat hij tijdens het slachten steeds bij de hand moet hebben, met name de messen, opbergt. Daarnaast heeft hij meestal nog een tas of iets dergelijks bij zich, waarin hij zijn overig gereedschap (de bijl, het schietmasker, de brander e.d.) vervoert. Het is goed mogelijk dat een aantal respondenten op deze tas doelt. Een eventuele toevoeging leren wordt niet fonetisch gedocumenteerd. Zie afb. 3. [N 28, 121a; N 28, 121b; monogr.]
II-1
|
19125 |
leugen |
leugen:
da’s ’n leuge (Q095p Maastricht),
leege (Q095p Maastricht),
leuge (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
leugə (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
un leuge (Q095p Maastricht),
ən leugə (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht)
|
Dat is een leugen. [ZND 37 (1941)] || een bewust uitgesproken onwaarheid [foet, lieg, leugen] [N 85 (1981)] || een waarschijnlijk onwaar bericht [praatje, praat, spraak, mare] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
32199 |
leunspaan |
geleider:
gǝlęjǝr (Q095p Maastricht),
guide:
gīt (Q095p Maastricht)
|
De verschuifbare, metalen dwarsbalk waar de draaier met de beitel op leunt wanneer hij deze op het draaiende hout zet. [N 47, 6; N 53, 228b]
II-12
|
19383 |
leunstoel |
leunstoel:
lø̄nstōl (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
zetelaar:
zedeleer (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
zēdəlēr (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
zédeleer (Q095p Maastricht),
zorg:
zörreg (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
Zèt diech in de zörreg en steek d¯n piep op
zörreg (Q095p Maastricht)
|
een leuningstoel [ZND 30 (1939)] || een leuningstoel (fauteuil, zetel) [N 56 (1973)] || Een leunstoel met een hoge brede rug, waaraan soms zijstukken zijn aangebracht (zorg, zorgstoel, zetel) [N 79 (1979)] || leuningstoel [ZND 01 (1922)] || zorg
III-2-1
|