23772 |
nachtmis |
nachtmis:
de mach-mès (Q095p Maastricht),
nachmes (Q095p Maastricht),
nachmès (Q095p Maastricht),
nachtmès (Q095p Maastricht),
nagmès (Q095p Maastricht),
nàchmès (Q095p Maastricht)
|
De mis die snachts wordt gedaan, nachtmis. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
18660 |
nachtpak |
hansop:
Van Dale: hansop, 2) wijd kledingstuk, gelijkende op de kleding der hansworsten, soort van overall, m.n. als nachtgewaad voor kinderen. vgl. WNT hanssop -hansop. 4) Bij overdracht. Naam voor een kleedingstuk (als nachtgewaad voor kinderen nog in gebruik), gelijkende op het gewaad van den hanssop, en bestaande uit lijf en broek met lange pijpen aan één stuk.
hansjop (Q095p Maastricht),
hansop (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht)
|
nachtpak, overall-achtig ~ met een klep aan de achterkant [hansop] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
24394 |
nachtvlinder |
nachtpepel:
nachtpiepel (Q095p Maastricht)
|
nachtuiltje, nachtvlinder [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
24214 |
nachtzwaluw |
steenbok:
steinbok (Q095p Maastricht),
steinbók (Q095p Maastricht)
|
nachtzwaluw || nachtzwaluw (27 vrij zeldzame zomervogel; meest op de hei; bruin met allerlei streepjes en vlekjes; overdag onvindbaar; maakt geen nest; roep ratelend [errrrrr-orrrrr] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
18937 |
nadeel |
nadeel:
naodeil (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
schade:
schäöj (Q095p Maastricht),
sjaoj (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
sjaoj bezörrige (Q095p Maastricht)
|
het nadeel dat voor iemand uit een gebeurtenis of handeling voortvloeit [schade, schaai, scha, nadeel] [N 85 (1981)] || nadeel, schade
III-1-4
|
20138 |
nageboorte |
koek:
kook (Q095p Maastricht),
nageboorte:
naogeboorte (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
naogəboortə (Q095p Maastricht)
|
menselijke nageboorte [N 10C (zj)] || nageboorte
III-2-2
|
34179 |
nageboorte van de koe |
bed:
bɛt (Q095p Maastricht)
|
[N 3A, 57a; JG 1a, 1b; A 33, 19b; monogr.]
I-11
|
33881 |
nageboorte van het paard |
nageboorte:
nǭgǝbōrtǝ (Q095p Maastricht)
|
Moederkoek die na de geboorte van het veulen afkomt. [A 33, 19a; N 8, 54 en 55]
I-9
|
17770 |
nagel |
nagel:
nagel (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
nāgel (Q095p Maastricht),
nāgəl (Q095p Maastricht)
|
nagel [DC 01 (1931)], [ZND m]
III-1-1
|
31589 |
nagelijzer |
nagelijzer:
nāgǝlīzǝr (Q095p Maastricht)
|
Stuk ijzer met ronde en vierkante gaten van verschillende afmetingen, waarin men de pinnen van de nagels plaatst om er een kop aan te slaan. Het nagelijzer wordt ook gebruikt voor het vormen van de koppen aan klinknagels. Zie ook afb. 217. Koperen klinknagels werden vroeger volgens de zegsman uit L 210 gedraaid uit koperen plaat en vervolgens door het ɛklinknagelijzerɛ geslagen, waardoor er een kop op kwam. In L 329 werd het van verschillende ronde, vierkante en platte gaten van verschillende afmetingen voorziene nagelijzer boven het schroodgat van het aambeeld gelegd. De klinknagel werd vervolgens in één van deze gaten geplaatst. Door met een hamer op de voorgestuikte kop van de klinknagel te slaan nam deze de vorm aan van het betreffende gat. De kop werd afgewerkt met een ɛdopperɛ Zie ook de toelichting bij het lemma ɛdopperɛ.' [N 33, 292; N 33, 332; N 66, 19]
II-11
|