21707 |
aankondigingskastje |
aanplakbord:
aonplakbord (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
ànplakbord (Q095p Maastricht),
bord:
bort (Q095p Maastricht),
kastje:
e keske (Q095p Maastricht),
kèske (Q095p Maastricht),
ps. is niet duidelijk op te maken of invuller dit als één of twee aparte antwoorden bedoelt?!
ət késkə, də hings oet! (Q095p Maastricht)
|
de plaats waar gemeentelijke aankondigingen etc. opgehangen worden [gebooi] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
26608 |
aanladen |
opmalen:
ǫp˱mǭ.lǝ (Q095p Maastricht),
plekken:
plɛkǝ (Q095p Maastricht),
toemalen:
tǫwmā.lǝ (Q095p Maastricht)
|
Het toegeplakt raken van het scherpsel van de molenstenen als gevolg van deegachtig meel. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛaangeladen, toegemalenɛ.' [N O, 34n; Vds 181; Coe 147; Grof 173]
II-3
|
26575 |
aanliggen |
aanliggen:
ā.nleqǝ (Q095p Maastricht)
|
Wanneer de rij over de volle lengte van de molensteen draagt, dan zegt men dat de steen vlak is en dat de rij aanligt. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛvlakɛ.' [Vds 224; Jan 197; Coe 170]
II-3
|
23162 |
aanloop |
aanloop:
Heer naom nen - en spróng klabaats de Maos in.
aanluip, aanloup (Q095p Maastricht)
|
Aanloop: a) korte, snelle, inleidende loop.
III-3-2
|
22794 |
aanlopen |
aanloop hebben:
āōnlūīp höbbe (Q095p Maastricht),
aanloop nemen:
āōnlūīp nūmme (Q095p Maastricht)
|
Om ver te kunnen springen, begint een jongen eerst te lopen; hoe zegt men in uw dialect: "De jongen moet ..."? [ZND 37 (1941)]
III-3-2
|
26593 |
aanmalen |
aanmalen:
ā.nmā.lǝ (Q095p Maastricht),
proberen:
prǫbē.rǝ (Q095p Maastricht)
|
Met een nieuwe of pas gescherpte molensteen beginnen te malen. In P 51 bracht men daarbij een hoeveelheid zemelen als eerste ø̄maalgoedø̄ tussen de stenen. Men noemde dit: een beetje zemelen tussenbrengen (ǝ betskǝ zēmǝlǝ tøsǝbreŋǝ). Zie ook het lemma ɛin het gemaal brengenɛ.' [N O, 36h; Vds 163; Jan 263; Coe 203; N O, 34q; monogr.]
II-3
|
34182 |
aanmelken |
aantrekken:
ǭntrɛkǝ (Q095p Maastricht)
|
Het maken van de eerste melkbewegingen bij een vaars die pas gekalfd heeft, gezegd van de boer. [N 3A, 61]
I-11
|
28929 |
aanmeten |
(de) maat nemen:
mǭt nø̄mǝ (Q095p Maastricht)
|
Het nemen van de voor een kledingstuk vereiste maten. Bij de heren neemt men de maat van de rughoogte, taillelengte, gehele lengte van het kledingstuk, (halve) rugbreedte, ellebooglengte, mouwlengte, borstbreedte, bovenwijdte, taillewijdte, zitwijdte, armsgatdiepte, verhoudingsmaat, schouderhoogte, korte schouderhoogte, avancement, buikvoorsprong, lendebreedte; opening, lengte en zijlengte van het vest; knielengte, zijlengte, tussenbeenlengste, bandwijdte, zitwijdte, kniewijdte en voetwijdte van de broek (Papenhuyzen II, pag. 5 e.v.). Bij de dames neemt men de maat van de rughoogte, taillelengte, gehele lengte (halve) rugbreedte, ellebooglengte, mouwlengte, borstbreedte, eerste bovenwijdte, tweede bovenwijdte, taillewijdte, heupwijdte, armsgatdiepte, bustehoogte, verhoudingsmaat, voorlengte tot de rughoogtelijn, voorlengte tot de taillelijn, schouderhoogte, avancement, achterlengte, zijlengte, voorlengte, taillewijdte, heupwijdte en onderwijdte van de rok (Papenhuyzen I, pag. 6 e.v.). Zie voor het aanmeten o.a. afb. 23. [N 59, 43; N 62, 2a]
II-7
|
21488 |
aanranden |
aanranden:
aonrannə (Q095p Maastricht)
|
aanranden [ZND m]
III-3-1
|
19672 |
aanrecht |
aanrecht:
D¯n aonrèk stónt vol tèlleure Zèt de kómp zoelang op d¯n aonrèk
aonrèk (Q095p Maastricht)
|
aanrecht
III-2-1
|