21261 |
pad, paadje |
pad, paadje:
paad (Q095p Maastricht),
paat (Q095p Maastricht),
pedsje (Q095p Maastricht),
peedsje (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
peedsjə (Q095p Maastricht),
pēētsjə (Q095p Maastricht),
páát (Q095p Maastricht),
pèètsjə (Q095p Maastricht),
Note v.d. invuller:
pedsje (Q095p Maastricht),
weg, weggetje:
weegske (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
weegskə (Q095p Maastricht)
|
een weggetje gemaakt door de voetstappen van mensen of dieren (zandbaan, pad, weg, weggel, wegeling) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24534 |
paddestoel (alg.) |
champignon:
sjampienjóng (Q095p Maastricht),
eetbare --; gecombineerd met ZND 5 040
šampenjoͅŋ (Q095p Maastricht),
op tafel!
šampinjoŋs (Q095p Maastricht),
duivelsvlees:
duvelsvleis (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
dy.vəlsfle͂.s (Q095p Maastricht),
kampernoelie:
kampernoelie (Q095p Maastricht),
meibottel:
meijbottel (Q095p Maastricht),
paddestoel:
eetbare --; gecombineerd met ZND 5 040
padəstol (Q095p Maastricht),
Spelling: "fonetisch
paddəstool (Q095p Maastricht),
WLD
pàddəstool (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht)
|
paddestoel [RND], [ZND 15 (1930)] || Paddestoel met hoed in het algemeen (kamperoen). [N 92 (1982)] || paddestoel, Een eetbare ~ in het algemeen (foens, kampernoelie). [N 92 (1982)] || paddestoel, Een vergiftigde ~ in het algemeen (duivelskaas). [N 92 (1982)] || paddestoel, morille || paddestoelen
III-4-3
|
17550 |
pafferig dik, opgeblazen van lijf |
opgeblazen (dik):
òpgeblooze (Q095p Maastricht),
opgelopen:
opgeloupe (Q095p Maastricht),
opgezet:
opgezat (Q095p Maastricht),
pafferig (dik):
pafferig (Q095p Maastricht),
papperig (dik):
papperig (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
pappig:
pappig (Q095p Maastricht),
plotserig:
plòtsjerig (Q095p Maastricht),
vet:
vèt (Q095p Maastricht)
|
dik, pafferig [maf] [N 10 (1961)] || opgeblazen van lijf [poesterig] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
18240 |
paillette |
broche (fr.):
brozj (Q095p Maastricht),
gas (fr.):
Fr. gaïs.
zjèh (Q095p Maastricht),
git:
gette (Q095p Maastricht),
gitte (Q095p Maastricht),
Gebr. was zjèh < Fr. jaïs.
git (Q095p Maastricht),
paillette (fr.):
pailette (Q095p Maastricht),
pailetten (Q095p Maastricht),
pajette (Q095p Maastricht),
pajettə (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
pājèt (Q095p Maastricht),
pàjét (Q095p Maastricht),
pàljèttə (Q095p Maastricht)
|
[zjèh*]: git || een plaatje of reepje gouden of zilveren folie, tot versiering van kledingstukken [pailetten, gitten] [N 86 (1981)] || git: zwarte agaatsteen
III-1-3
|
17874 |
pak slaag |
bataille (fr.):
battaj (Q095p Maastricht),
pak rammel:
pak ramməl (Q095p Maastricht),
pak slaag:
e pak sleeg (Q095p Maastricht),
è pak sleeg geve (Q095p Maastricht),
ə pak slēch (Q095p Maastricht),
pak zwens:
è pak zwéns geve (Q095p Maastricht),
slaag:
sleeg (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
slēg (Q095p Maastricht)
|
een pak slaag [ZND 06 (1924)], [ZND m] || Pak slaag (tek, travans, streep, smeer, batter, roefel, kiffel, pek). [N 84 (1981)] || pak slaag geven (batteren, foeksen, foempen, juinen, kletsen, naaien, peren, rossen, smeren, vegen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18170 |
pak, kostuum |
habijt (<lat.):
b.v. boor en boorin in klook -.
habiet (Q095p Maastricht),
kostuum:
costuum (Q095p Maastricht),
kostuum (Q095p Maastricht),
montuur (<fr.):
De betekenis van móntoer n.l. uitrusting, kleding wordt als "boers"aangevoeld.
móntoer (Q095p Maastricht),
pak:
pak (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
tenue (fr.):
tenu (Q095p Maastricht)
|
een herenkostuum [N 59 (1973)] || habijt: deftige kleding || Je moet een nieuw pak kopen. [DC 41 (1966)] || kostuum of pak voor mannen en jongens [pak, montoer, monteering, antsoch, kloeft] [N 23 (1964)] || kostuum: stel kleren (voor een heer) || montuur: (zie toel.) || pak: een stel bovenkleren || tenue: militaire kleding
III-1-3
|
31671 |
pakking |
werk:
wērǝk (Q095p Maastricht)
|
In dit lemma zijn de materialen waarmee een buisverbinding vloeistof- of gasdicht kan worden gemaakt, bijeengeplaatst. Hennep is een eenjarige plant waarvan de vezels werden gebruikt om er dichtingsmateriaal voor leidingen van onder meer gas en water van te vervaardigen; in gevlochten vorm wordt het in fittingen van buizen aangebracht. Het woordtype strikkoord (Q 117, Q 118, Q 121c) is een benaming voor geteerde hennep. Dit materiaal wordt als afdichting in fittingen aangebracht; het wordt op zijn plaats gehouden door een ingegoten ring van lood. In plaats van het ingieten van een loden ring kan ook met geteerd strikkoord en zgn. ɛkoud loodɛ een verbinding worden gemaakt. Dit laatste bestaat uit looddraad of bandlood dat in bossen in de handel verkrijgbaar is. Nadat de buisverbinding met strikkoord is opgevuld, worden er met behulp van de strikbeitel een aantal ringen looddraad achter gedreven totdat de verbinding geheel gevuld is (Tabak, pag. 317-318). Blijwol (Q 121c) en striklood (Q 117, 118) zijn benamingen voor dit ɛkoude loodɛ. Zie ook de lemmata ɛstrikbeitelɛ en ɛzetbeitelɛ. Kit (Q 117, Q 118, Q 121c) heeft dezelfde functie als lood. Volgens Zwiers I, pag. 187 wordt het onder meer onder de merknamen Fair en Hessoriet in de handel gebracht. Zie ook afb. 259. In Leuvense lijst 43, 3 werd gevraagd naar: "de afval van vlas of hennep, die gebruikt wordt om gaten te stoppen, om gasbuizen goed dicht temaken..." Uit dit materiaal zijn alleen die opgaven opgenomen, die specifiek verwezen naar materiaal voor het dichten van buisverbindingen.' [N 64, 123a-f; L 43, 3]
II-11
|
24293 |
paling, aal |
aal:
iel (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
geen verschil
iel (Q095p Maastricht),
paling:
paling (Q095p Maastricht),
geen verschil
paling (Q095p Maastricht)
|
aal, paling [DC 10 (1941)], [ZND m]
III-4-2
|
24489 |
palmboompje |
palm:
paam (Q095p Maastricht),
palləm (Q095p Maastricht),
pam (Q095p Maastricht),
-
paame (Q095p Maastricht),
palmboompje:
verzamelfiche ZND 15, 015 van Har, + ZND 5, 041
palmbøͅjmke (Q095p Maastricht),
palmelaar:
pameleer (Q095p Maastricht),
bn.
pameleren (Q095p Maastricht),
palmpje:
verzamelfiche ZND 15, 015 van Har, + ZND 5, 041
pɛlmkə (Q095p Maastricht)
|
buxusboom; stok van buxushout || palm (Buxus sempervirens) [DC 69 (1994)] || palmboompje [ZND 15 (1930)] || palmboompje (buxus) [ZND m] || van buxushout
III-4-3
|
23791 |
palmbosje |
palmbosje:
palm-böske (Q095p Maastricht),
palmenwis:
paamewösj (Q095p Maastricht),
palmpje:
??
pameike (Q095p Maastricht),
palmtakjes:
palmtèkske (Q095p Maastricht)
|
Het palmbosje dat op Palmzondag gewijd wordt [palemwösj]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|