24531 |
plant (alg.) |
plant:
plant (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
plante mv (Q095p Maastricht),
plantje:
plentsje (Q095p Maastricht),
wekeplant (end.):
tuinplant
wekeplant (Q095p Maastricht)
|
plant
III-4-3
|
19786 |
planten water geven |
begieten:
bəgētə (Q095p Maastricht)
|
de planten gieten [N 71 (1975)]
III-2-1
|
24627 |
plantenstek |
afzetseltje:
aofzètselke (Q095p Maastricht),
WLD
oafzètsəlkə (Q095p Maastricht),
ent:
ent (Q095p Maastricht),
loot:
eigen spellingsysteem
laot (Q095p Maastricht),
Endepols
loot (Q095p Maastricht),
scheut:
WLD
sjeut (Q095p Maastricht),
stek:
stek (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
Endepols
stek (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
WBD/WLD
stek (Q095p Maastricht),
WLD
stek (Q095p Maastricht),
stèk (Q095p Maastricht),
stekje:
WBD/WLD
stēkskə (Q095p Maastricht),
stèkskə (Q095p Maastricht)
|
Afgesneden takje dat men in de grond zet om er een nieuwe plant uit te laten groeien (stek, poot). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
17912 |
plassen (met water) |
dabbelen:
dabbele (Q095p Maastricht),
knoeien:
knoeije (Q095p Maastricht),
knoeje (Q095p Maastricht)
|
knoeien met water, in t water plassen [klosse] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
21774 |
plat praten |
plat maastrichts (zn.):
plat mestreechs ? (Q095p Maastricht)
|
plat praten [N 102 (1998)]
III-3-1
|
24667 |
plataan |
plantaan:
Endepols
plantaon (Q095p Maastricht),
plataan:
plataan (Q095p Maastricht),
plataān (Q095p Maastricht),
Endepols
plataan (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
WBD/WLD
plataan (Q095p Maastricht),
pláátáán (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht)
|
De plataan; van deze boom schilfert de schors in plaen af waardoor de nieuwe geelgroene bast zichtbaar wordt; de boom heeft langgesteelde vruchten (plataan, plantaan, plom, plon, plen). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
34573 |
plateauwagen |
plateauwagen:
platōwāgǝ (Q095p Maastricht)
|
Een vierwielige wagen, vaak al met wielen met luchtbanden, die voor het vervoer van melkbussen, biervaten, land- en tuinbouwproducten enz. gebruikt werd. De bak van deze wagen hangt laag boven de grond en heeft een groot bodemoppervlak. Vaak zijn er geen voor-, achter- en zijkanten. De wagen kan door paarden of ook door een tractor getrokken worden. [N 17, 43a; N G, 51 + 69; monogr.]
I-13
|
29080 |
platstuk |
platstuk:
platstø̜k (Q095p Maastricht)
|
Beide schouderstukken van een kiel, hemd of colbert die achter aan elkaar genaaid zijn; een schouderpas dus, bestaande uit twee stukken. [N 59, 91; N 62, 33; N 59, 87]
II-7
|
29831 |
platte kant |
platte kant:
platǝ kant (Q095p Maastricht)
|
De lange brede zijde van een metselsteen. Zie ook afb. 30. [N 31, 17a; N 98, 172; monogr.]
II-8
|
34637 |
platte kruiwagen |
groentenkruikar:
grø̄ntǝkrou̯kār (Q095p Maastricht)
|
De platte kruiwagen is een kruiwagen waarvan de bodem uit planken bestaat, die langs de berries op scheien genageld zijn. Op de berries, schuin boven het wiel, bevindt zich het hoofdbord. De bovenrand van het hoofdbord wordt met de bodem verbonden door vier scheien, waartegen eveneens planken genageld zijn. Het hoofdbord zelf wordt door twee schuinstaande stokjes gestut. Opzij kunnen twee zijwanden op de bodem aangebracht worden, zodat de kruiwagen een bak heeft. Zie ook Theuwissen (1969), pag. 69-71. Deze kruiwagen komt vooral voor in het Maasland. In het noorden van Belgisch Limburg, waar de scheienkruiwagen in gebuik is, vindt men geen platte kruiwagens. [N 18, 97b; N 18, add; N G, 51 + 52b; JG 1b; L 1a-m; L 1u, 139; L 16, 19a-b; A 42, 13c-d; monogr.]
I-13
|