20792 |
rins |
amper:
amper (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
gēēt āmpər zién (Q095p Maastricht),
rins:
rins (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
rinzig:
rinsig (Q095p Maastricht),
zurig:
zoerich (Q095p Maastricht),
zoerig (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
zurig (Q095p Maastricht),
zuur:
zoer (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
zuursig:
zoersig (Q095p Maastricht),
zuurzig (Q095p Maastricht),
zuurzoet:
zoerzeut (Q095p Maastricht),
zōerzeŭt (Q095p Maastricht),
¯ne zoerzuuten appel
zoerzuut (Q095p Maastricht)
|
Een rinse smaak (zuurzoet, gelijk sommige suikerbonbons). [ZND 41 (1943)] || lichtelijk zuur smakend (rins, zurig) [N 91 (1982)] || zuur en zoet beide, lichtzuur || zuurzoet
III-2-3
|
21214 |
riool |
goot:
geut (Q095p Maastricht),
göt (Q095p Maastricht),
greppel:
gröppəl (Q095p Maastricht),
riolering:
riolering (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
rĭĕjooleering (Q095p Maastricht),
riool:
riejool (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
rijool (Q095p Maastricht),
riool (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
rəjōl (Q095p Maastricht),
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: deze lijst heb ik letterlijk, zoals invuller het genoteerd heeft overgenomen!
rĭĕjool (Q095p Maastricht)
|
het stelsel van buizen en kanalen voor het afvoeren v an vuil water [riool, geul, grip] [N 90 (1982)] || Riool (onderaardse buis tot afvoer van vuil water, enz.). [ZND 06 (1924)]
III-3-1
|
28794 |
rips |
rips:
reps (Q095p Maastricht)
|
Dichtgeweven, geribde stof, oorspronkelijk van katoen maar later ook van andere stof. [N 62, 79b; MW; monogr.]
II-7
|
32435 |
rist |
pile:
pi.l (Q095p Maastricht)
|
Een aantal paren klompen die met behulp van een ristband aan elkaar gebonden zijn. Ieder paar wordt met de hak in de klompopening van het voorafgaande paar geplaatst; de neuzen van de klompen wijzen daarbij paarsgewijze om en om naar buiten. Zie ook afb. 256. [N 97, 130 add.; A 29a, add.; monogr.]
II-12
|
21200 |
rit |
hele weg:
dən hielə weeg (Q095p Maastricht),
rit:
rit (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
ritje:
ritsjə (Q095p Maastricht),
tocht:
toch (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
tochtje:
töchske (Q095p Maastricht),
toer (<fr.):
toer (Q095p Maastricht),
trek:
trèk (Q095p Maastricht),
weg:
weeg (Q095p Maastricht)
|
de afstand afgelegd te paard, per fiets, per auto of op de schaats (tocht, rit) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
31604 |
ritsbeitel van de hoefsmid |
ritsbeitel:
rets˱bęjtǝl (Q095p Maastricht)
|
De beitel waarmee men een gleuf maakt in de onderkant van het hoefijzer. Zie ook afb. 225. Meestal wordt als ritsbeitel een stokbeitel gebruikt, een beitel die los aan een steel bevestigd kan worden. In de rits worden op de plaats waar de hoefnagels komen te zitten met een hoefijzerstamper gaten in het metaal gedreven voor de nagelkoppen. Die gaten worden dan vervolgens met behulp van een hoefijzerdoorslag doorgeslagen. [N 33, 362]
II-11
|
25039 |
ritselen |
knisperen:
knispere (Q095p Maastricht),
ritselen:
ritsele (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
ritsələ (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht)
|
een zacht, onregelmatig, schuifelend, ruisend of krakend geluid geven [ritselen, rispelen, snirsen, krimmelen] [N 91 (1982)] || ritselen [ZND m]
III-4-4
|
31601 |
ritsijzer |
ritsijzer:
rets˱īzǝr (Q095p Maastricht)
|
Hoefijzer waarin een rits of gleuf is aangebracht waarin zich de gaten voor de hoefnagels bevinden. Zie ook afb. 223. [N 33, 353]
II-11
|
18214 |
ritssluiting |
rits:
rets (Q095p Maastricht),
rits (Q095p Maastricht),
ritssluiting:
ritssleting (Q095p Maastricht)
|
Ritssluiting [DC 64 (1989)] || Treksluiting, sluitmiddel voor kleppen van kledingstukken, tassen en dergelijke, bestaande uit twee stroken met metalen klauwtjes die door een verschuifbaar plaatje in elkaar gehaakt worden (Van Dale, pag. 2417). [N 62, 63; MW]
II-7, III-1-3
|
24317 |
riviergrondel |
geuvie:
govie (Q095p Maastricht),
gō.vie (Q095p Maastricht),
Endepols
govie (Q095p Maastricht),
WBD/WLD
gōōvie (Q095p Maastricht),
modderkruiper:
WLD
moddərkroepər (Q095p Maastricht)
|
govie, soort vis [ZND m] || Hoe noemt u de grondel: een zoetwatervisje dat voorkomt in stromend en stilstaand water. Het is langgerekt van vorm en heeft één paar voeldraden aan de bek. Op de rug en flanken is het donker gevlekt en gestippeld met een groene of blauwachtige weerschijn [N 83 (1981)]
III-4-2
|